Mohammed Lahouaiej-Bouhlel, die de aanslag in Nice pleegde waarbij 84 doden vielen, was een eenzelvige, wat labiele jongeman die zo snel radicaliseerde dat zelfs ISIS er geen erg in had. Radicaliseren kan dus zomaar gebeuren. Binnen een week, een dag, een nacht, misschien zelfs binnen een uur. Wie weet in een oogwenk. Vroeger heette zoiets ‘een daad gepleegd in een vlaag van verstandsverbijstering’. Tegenwoordig heet zoiets ‘een terreurdaad in dienst van de Jihad’. Het zijn twee uitersten die elkaar raken.
Weet je wat Jihad betekent? zo hoorde ik laatst. Het is een afkorting voor: Jij dood. Ik dood. Hij dood. Allemaal Dood. Zo kun je het ook bekijken. Het terrorisme van de fundamentalistische islam heeft iets doms. Maar geldt dat ook voor de islam zelf? ‘De domste religie, dat is de islam,’ zo verklaarde de Franse schrijver Michel Houellebecq onlangs. Maar in zijn nieuwste romen Soumission, die begin vorig jaar net voor de aanslagen op Charly Hebdo verscheen, schetst hij wel het doembeeld dat Frankrijk in 2022 zijn eerste islamitische president krijgt: Mohammed Ben Abbas.
Houellebecq is van mening dat de islam zal overwinnen in Europa, omdat de westerse mens uiteindelijk niet kan aanvaarden dat het leven geen zin heeft en dat er een geen God bestaat. ‘Vrijheid en individualisme hebben de mens in leegheid en eenzaamheid geworpen,’ zo stelt hij. ‘De mens verdraagt het niet langer om zonder God te leven.’ Dat is een wonderlijk tegengeluid in alles wat we te horen krijgen in deze tijden van terreur. Maar heeft Houellebecq ook gelijk? Is het waar dat de westerse mens niet zonder God kan leven. En zo ja, hoe is het dan zover kunnen komen?
Wat heeft het proces van snelle secularisering, dat het westen heeft doorgemaakt, te maken met de hedendaagse terreur van de fundamentalistische islam? Benjamin R. Barber heeft de botsing tussen Jihad en de westerse wereld (McWorld zoals hij dat noemt) aangeduid als een strijd tussen twee tegengestelde en ook verbonden ontwikkelingen. McWorld is in wezen on- democratisch, Jihad is antidemocratisch. De mondiale vrije markt, die door het voortwoekerende proces van globalisering wordt bewerkstelligd, genereert niet automatisch democratie. Vrije markten kunnen prima functioneren zonder democratische instellingen en instituties.
Het begrip Jihad wordt door Barber niet in de eigenlijke Arabische betekenis opgevat, maar retorisch als een tegenbeweging van moderniteit in haar meest extreme vorm: orthodox en hyper-nationalistisch. De Jihad verdedigt een gesloten samenleving van etnische en tribale structuren. De Jihad is gegrond in een idee van exclusiviteit: etnische zuiveringen en het virtueel laten verdwijnen van vrouwen zijn de spectaculaire illustraties daarvan.
De paradox van 9/11, zo stelt Barber, is dat deze schokkende terreurdaad de globalisering niet heeft vertraagd, maar juist heeft bevorderd. Er is geen sprake van ‘een botsing van beschavingen’, zoals Huntington heeft beweerd. Er is geen exclusief conflict tussen enerzijds Jihad en anderzijds McWorld. Dit conflict manifesteert zich overal, ook binnen het westen zelf. Het is het conflict tussen twee vragen die overal opduiken: wie waren we en wat worden we.
Met andere woorden, de wereld gaat te snel. We weten niet meer wie of waar we zijn. Het proces van globalisering beleeft een exponentiële versnelling en het agressieve karakter van McWorld is een provocatie geworden die deze existentiële vraag tot een knellend probleem heeft gemaakt. Deze analyse sluit nauw aan bij de gedachten die Karen Armstrong heeft ontwikkeld over het fenomeen fundamentalisme. Het westen was zich lange tijd niet bewust van woede die zij oproept.
Fundamentalisme, zo stelt zij, is een vaak verkeerd begrepen fenomeen. Het dient zich aan als interne een strijd binnen religie. Het komt voort uit angst voor modernisering, angst om weggevaagd te worden door moderniteit, dat wil zeggen: door fenomenen als wetenschap, secularisering, liberalisering. Extreem conservatisme is in aanleg altijd een kiem voor een radicaal tegenoffensief. Fundamentalisme wordt niet gekenmerkt door irrationaliteit, maar door een surplus aan rationaliteit. Teveel ‘logos’ is telkens weer de reactie op het verdwijnen van de ‘mythos’.
De reactie op de ontluisterende gevolgen van de wetenschap op de religie brengt telkens weer gebrekkige godsdienstwetenschap voort en daarmee een verdere verarming van de waarden van symbool en mythe. Fundamentalisme is dus in wezen een tweeslachtig fenomeen: het verzet zich radicaal tegen modernisering, maar neemt tegelijk de middelen van de vijand over. Fundamentalisme gaat telkens weer een symbiotische relatie aan met agressieve secularisering en liberalisering. Een belangrijk symptoom is het extreem formaliseren, wat zich bijvoorbeeld uit in het letterlijk lezen van heilige boeken als Bijbel, Koran en Thora. Deze extreme formalisering is in wezen, hoe vreemd het ook klinkt, modern, zelfs positivistisch, omdat het zelf ook duidt op een verlies van ontvankelijkheid voor de waarden van symbool en mythe.
De vraag die uit dit alles naar voren komt is de volgende. Is het waar dat de botsing van de fundamentalistische islam en het kapitalistische systeem van de westerse samenleving een achterhoede gevecht is, of hier sprake van een probleem dat dieper grijpt? Een probleem dat iets van doen heeft met de onttovering van de wereld, het razendsnel verdwijnen van een spirituele ozonlaag die voor ons bestaan op deze planeet nog bedreigender is dan het wegkwijnen van de echte ozonlaag.
Sloterdijk heeft er terecht op gewezen dat het nu niet meer gaat om de vraag wie we zijn, maar waar we zijn. Wat is het lot van de moderne mens, die – of hij nu wil of niet – zich moet schikken in een onttoverde, kale wereld die van zijn beschermende atmosfeer (de spiritualiteit van de religie) is ontdaan. Is het binnen dit weerbarstige, wetenschappelijke wereldbeeld nog mogelijk om een mondiale levenssfeer te creëren, dat wil zeggen: een nieuw mondiaal klimaat, waarin botsende wereldbeelden niet langer tot oorlog en verderf leiden.
Die vraag is nauw verbonden met het probleem van een leemte, een gemis, kortom, de lege plaats van God. Dat was – sinds Nietzsche – het basisthema in de filosofie van de twintigste eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog nam het besef van die leemte een nieuwe vorm aan in de ervaring van het absurde, de contingentie. Zonder God draait de wereld niet alleen op goed geluk, maar is ook de moraal op losse schroeven komen te staan.
Politiek activisme in dienst van een maatschappelijke utopie en de bevrijding van ‘de verworpenen der aarde’ bood uiteindelijk geen uitweg voor deze in wezen existentiële problematiek, niet in de laatste plaats ook omdat het aanwenden van revolutionair geweld door dit politieke ideaal van links werd gerechtvaardigd. Door de idealen van links is de leemte in het hart van de wereld alleen nog maar meer aan het licht gekomen.
Het verdwijnen van het geloof gaat niet zelden gepaard met een formalisering of zelfs radicalisering van de geloofstellingen. Wat ooit echt en authentiek was verflauwt tot dan een schaduw of een sinistere schijngestalte. In feite is deze omslag van geloof naar de schaduw van een geloof een antropologisch proces dat zich voltrekt in culturen die zich in een fase van snelle transitie bevinden. Dat kunnen primitieve culturen zijn, maar ook agrarische en (pre)moderne culturen. Er zijn vele parallellen te trekken tussen transitieprocessen als modernisering, secularisering en globalisering.
Telkens weer verdwijnt er een geloof dat de traditionele gemeenschap samenbond. En telkens weer verschijnt er een nieuw geloof dat niet zelden een flauwe afschaduwing is van het oude geloof, maar dan in een meer abstracte of formele gedaante. De radicale islam is dan ook niet anti-modern, maar ultra-modern. In zijn verwerping van de bestaande orde is het anti-nomisch. De traditionele normen en wetten keren zich plotseling om in het andere uiterste. Het is een bizar proces dat op afstand enige gelijkenis vertoont met de vaak onbegrijpelijke antinomie van een psychose.
Het huidige terrorisme is geen product van ‘botsende beschavingen’, maar vooral een gevolg van een dreigende ondergang van de religie, een proces dat zich door het razendsnelle proces van de globalisering mondiaal dreigt te voltrekken. Jessica Stern – een van ‘s werelds belangrijkste onderzoekers van het fenomeen terrorisme – formuleert het als volgt:
‘Het terrorisme waar we nu mee geconfronteerd worden, is niet alleen een reactie op politieke wrok, zoals dat in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw gebruikelijk was. Het is een reactie op het ‘Godvormig gat in de moderne cultuur, waarover Sartre heeft geschreven.’
Karen Armstrong komt in haar studie over het moslimfundamentalisme tot een vergelijkbare conclusie. Sartre, die het bestaan erkende van een goddeloos gat in het moderne bewustzijn, stelde dat het desondanks onze plicht is de god, die onze vrijheid loochende, te verwerpen. Zo werd de twintigste eeuw in Europa gaandeweg een goddeloze eeuw. Er liggen grillige verbanden tussen enerzijds processen als modernisme, secularisering en globalisering en anderzijds de plotselinge verschijning van de terreur als radicale omkering van alle waarden. Alle ogen zijn nu gericht op de moslimfundamentalisten, maar de nazi’s waren geen spat beter dan IS. Zo komt een ongemakkelijke waarheid in beeld die Armstrong als volgt samenvat:
‘Zonder de restrictie van een hogere mythische waarheid kan de rede bij gelegenheid demonisch worden en tot misdaden komen die even ernstig zijn, zo niet ernstiger dan iedere willekeurige gruweldaad die fundamentalisten plegen.‘
In 2006 verscheen het boek Gefascineerd door het ergste van Florian Zeller. Zeller is een Franse romancier die voortborduurt op de stijl en thematiek van Michel Houellebecq. In dit boek wordt een bezoek aan het hedendaagse Egypte beschreven, zoals ook Gustave Flaubert 150 jaar geleden dit islamitische land heeft bezocht. De verschillen blijken opmerkelijk. Zoals Flaubert destijds een seksueel eldorado aantrof, zo stuit de hedendaagse romancier op een seksuele woestijn. Het verhaal gaat over de botsing tussen islam en het vrije westen, maar ook over de toekomst van de roman die bedreigd wordt door de islamitische terreur die zich steeds meer richt op de westerse, seksuele moraal.
Het is een moralistisch boek dat eindigt met een moord op de auteur door een moslimfundamentalist. In Europa – waar in werkelijkheid al meerdere kunstenaars door een islamitische extremist zijn vermoord – zal uiteindelijk geheel door de islam veroverd worden, zo luidt ook de conclusie van dit boek. Christenen zullen uitwijken naar Amerika en de laatste dagen van de roman zijn inmiddels geteld. Fransen kunnen het altijd zo kort en bondig samenvatten.
Wat me naar aanleiding van dit boek vooral interesseert is de grote verandering die de wederzijdse beeldvorming tussen de islam en Europa in 150 jaar tijd heeft ondergaan. Zeller benadrukt dat de seksuele moraal in de islamitische wereld volledig is beknot door het opkomend fundamentalisme. Wat onbesproken blijft is dat de islamitische wereld in de negentiende eeuw nog een zeer hoge dunk had van Europa. Parijs was in die tijd een toonbeeld van beschaving. Het was een wellustige metropool, die gefascineerd was door de exotische wereld van de islam, maar tegelijk in de islamitische wereld veel respect afdwong.
Karen Armstrong heeft er vaak op gewezen, dat Europa dat respect in 150 jaar tijd volledig heeft verspeeld. Ook daar zou eens een roman over geschreven moeten worden. Het wordt dan alleen geen bestseller, vrees ik. Geen boek zoals dat van Michel Houellebecq. Karen Amstrong heeft in principe een positief beeld van de islam als religie. Terreur wordt volgens haar veroorzaakt door fundamentalisme en is niet iets wat in de islam zelf zit ingebakken. Michel Houellebecq is het daar beslist niet mee eens. Nogmaals, de islam is in zijn ogen de domste religie die er bestaat.
Toch zijn Armstrong en Houellebecq het op een wonderlijke manier ook met elkaar eens. Het goddeloze westen heeft een probleem waar geen pasklare oplossing voor bestaat. Armstrong en Houelleberq… ook dat zijn twee uitersten die elkaar raken. En daar word je niet vrolijk van.