Psychiatrie in tijden van terreur

9789043517164

Mass shootings onder jongeren is al jaren een bekend fenomeen binnen de psychiatrie. De Amerikaan Peter Langman schreef er in 2009 een inmiddels klassiek geworden studie over: Why kids kill. Inside the minds of schoolshooters. (In het Nederlands vertaald als: Waarom jongeren moorden) Ik ben dit boek  momenteel aan het lezen en het is zeer verhelderend, hoewel het ook veel vragen oproept. Langman deed zijn onderzoek nadat in de jaren negentig op scholen in Amerika een epidemie uitbrak van zogeheten spree killings. In de periode tussen 1 oktober 1997 en 21 mei 1998 vonden er zelfs 6 van dergelijke spree killings plaats in verspreid over heel Amerika. Langman probeerde een typologie van de daders op de stellen op basis van gedetailleerd onderzoek van egodocumenten, nagelaten verklaringen en omgevingsonderzoek.

Hij onderscheidde uiteindelijk drie soorten schutters: psychopathische, psychotische en getraumatiseerde schutters. Zijn perspectief was dat van de psycholoog. Hij richtte zich vooral op wat zich afspeelde in de hoofden van de schutters zonder daarbij externe invloeden te negeren. De uitkomsten van zijn onderzoek waren belangwekkend. Zo relativeerde hij de invloed van gewelddadige videogames, het pestgedrag op scholen, en zelfs van de relatief makkelijke beschikbaarheid van wapens in de US. Toch lijkt zijn onderzoek al weer achterhaald te worden door de recente aanslagen in Europa en Amerika Het copycat-gedrag heeft inmiddels ook dit boek van Langman geannexeerd, sinds de aanslagpleger in een winkelcentrum in München op 22 juli j.l. zijn Langmans boek als inspiratiebron gebruikte. Dergelijk kopieergedrag beschrijft Langman in zijn boek als volgt:

‘Van Eric Harris en Dylan Klebold wordt gezegd dat zij bijna de hele dialoog uit de film Natural Born Killers uit hun hoofd kenden. NBK, 
de beginletters van de titel, werd zelfs de codenaam voor hun 
aanslag op de school. Kip Kinkels ouders’ maakten zich dermate zorgen om zijn obsessie met gewelddadige films, dat ze 
het kabelabonnement hebben opgezegd. Een paar weken voor 
de aanslag van Jeffrey Weise had hij met wat vrienden naar de 
film Elephant gekeken. Elephant gaat over een schietpartij op 
een school en Jeffrey spoelde door naar zijn favoriete stuk: de 
scènes van de schietpartij. Welke invloed heeft geweld in de media op schoolschutters? Het legitimeert geweld en geeft hen rolmodellen voor moord. 
Het kan zelfs richtlijnen of scenario’s bieden die de moorde
naars imiteren.

Vooral bij het psychopathische type weet Langman een heel scala gedrags- en persoonlijkheidsstoornissen worden onderscheiden, variërend van identiteitsproblemen, statusangst, egotisme en egocentrisme, compenserend narcisme, woedebeheersingsproblemen en sadisme. Hoewel de meeste schutters vooraf signalen afgeven, worden ze lang niet altijd opgemerkt. Hun getroebleerde gedachten- en gevoelswereld weten ze doorgaans uiterst effectief verborgen gehouden. Opvallend was dat de twee meest psychopathische schutters die hij onderzocht afkomstig waren uit een harmonieus gezin.

Landman heeft zijn onderzoeksobject strikt beperkt maar legt toch af en toe ook dwarsverbanden naar vormen van terrorisme. Geweld en vernietigingsfantasieën van dit soort jonge mensen kunnen veel verder reiken dan de eigen klas of school, en soms een hele bevolkingsgroep of zelfs de gehele wereld betreffen. Langman vermeldt ook extreem sadistische fantasieën die in dagboeken zijn aangetroffen. Zo schreef een jonge schutter onder meer het volgende:

‘Ik wil een keel openrijten met mijn eigen tanden zoals een 
blikje. Ik wil iemands buik leeghalen met mijn handen, het 
hoofd eraf rukken en via de hals het hart en de longen eruit 
trekken, iemand een mes in z’n buik steken, naar boven 
duwen naar het hart en het verdomde lemmet uit de ribbenkast lostrekken! Ik wil een of ander klein en zwak derdeklassertje grijpen en hem als een wolf verscheuren, laten 
zien wie god is. Hem wurgen, zijn hoofd tot moes slaan, de 
slapen van de schedel afbijten, de kaak afrukken, de sleu
telbeenderen afrukken, zijn armen in tweeën breken en ze omdraaien, die heerlijke geluiden van krakende botten 
en scheurend vlees, ahhh ( … ) zo veel te doen en zo weinig 
kansen.’

Als je dit allemaal leest in het perspectief van de huidige golf van aanslagen en suïcidale geweldsexplosies dan lijkt een ongemakkelijke conclusie zich op te dringen. Er is mondiaal een nieuw soort geestesziekte aan het ontstaan, waarbij het niet meer duidelijk is of er eigenlijk wel sprake is van een reguliere geestesziekte, als wel van een nog onbekende epidemie. De grenzen tussen mass-shooters, spree killings, jihadistisch aangestuurde terreur, freelance jihadisme, terreurdaden van lonely wolves en de traditionele amokmakerij van een psychoticus zijn aan het vervagen. Het wonderlijke alleen is dat tot nog toe alleen journalisten en columnisten hierover schrijven en speculeren. Terrorisme-experts zijn  druk bezig de materie te onderzoeken en ook psychiaters zwijgen vooralsnog in alle talen.

Wat bekend is, is het volgende. De levensfase tussen 15 en 25 jaar wordt gekenmerkt door het zoeken naar een eigen identiteit, zelfverwezenlijking en naar idealen in de overgang naar volwassenheid. Dat is een proces dat niet altijd even gemakkelijk verloopt en grote geestelijke problemen met zich kan brengen. Onlangs maakte een Frans krant bekend dat er in Frankrijk 4000 gesignaleerde jihadisten zijn waarvan twee derde in de leeftijd van 15 tot 25 jaar heeft. Het jihadisme speelt hier op in, door propaganda te maken op de sociale media. De Jihad biedt een allesomvattend ideaal dat voor de betrokkene kennelijk angst en onzekerheid wegneemt en ene gevoel van bevrijding teweegbrengt.

Hij kan dan in zeer korte tijd een andere persoon veranderen en verliest daarmee een groot deel van zijn problematische identiteit. Hij wordt een ogenschijnlijk automatisch handelende terrorist die zichzelf ogenschijnlijk volledig onder controle. Wellicht spelen naast deze psychische oorzaken ook sociale en politieke redenen een rol. Wellicht zegt dit fenomeen het een en ander van onze door het kapitalisme en de vrije markt gedomineerde westerse samenleving, waarin het materialisme, het consumentisme als vrijwel enig ideaal hoogtij viert.

Dit soort dramatische processen voltrekken zich in de steeds meer globaliserende wereld van vandaag. Ze intrigeren mij, temeer omdat ik zelf op mijn achttiende jaar, na een depressieve periode van vier maanden, plotseling in een psychose belandde. Ik schreef daarover in mijn bijdrage aan het boek Tegen de tijdgeest, terugzien op een psychose (2011). Nooit heb ik voorafgaande of tijdens mijn psychose gewelddadige neigingen vertoond of verlangens in die richting gekoesterd. Maar er was ook niemand die mij daartoe aanzette of mij in de verleiding bracht. Ik zie ook weinig overeenkomsten tussen de huidige uitbraken van plotseling suïcidaal geweld en wat ik zelf destijds heb meegemaakt. Maar dat er wonderlijke processen in de hoofd van een 18-jarige adolescent kunnen afspelen is mij uit eigen ervaring bekend.

Die werkelijkheid is dan niet meer echt. Hij is hyperreëel, echter dan echt, als een schijnuniversum dat van zijn schijn moet worden ontdaan. Wie niet meer kan voelen
is gedoemd de gemiste ontmoeting met de werkelijkheid voortdurend 
te herhalen. Dat lijkt de huidige epidemie van suïcidaal geweld op brute wijze duidelijk maken. Maar wat zeggen psychiaters daarover? Psychiatrie is een tak van wetenschap waarvan je enig licht zou mogen verwachten over deze actuele problematiek. Maar blijkbaar zit de psychiatrie voorgoed opgesloten in het verlammende systeem van de geestelijke gezondheidszorg met zijn steeds verfijndere classificaties, protocollen en toenemend diagnostisch reductionisme

De mantra ‘Wij zijn ons brein’ betekent dat elke psychotische ontsporing voortaan wordt herleid tot een ontregeling van het dopaminegehalte in de synapsen van het brein. De farmaceutische industrie krijgt steeds meer greep op de wijze van classificeren en diagnosticeren van afwijkend gedag. Het is zelfs zover gekomen dat het geneesmiddel van kwaal tot erger kan leiden, dat wil zeggen: tot suïcide of zelfs plotselinge geweldsontlading, zoals het geval kan zijn bij antidepressiva.

Kort gezegd: sinds de menswetenschap uit de psychiatrie is verdwenen zijn psychiaters door zorgverzekeraars aan banden gelegde pillendokters geworden die zich niet meer zo makkelijk wagen aan bredere verbanden met andere terreinen van levensbeschouwing en cultuuronderzoek.

De relatie tussen geestelijke gezondheid en suïcidale geweldsexplosies is vanuit het perspectief van de psychiatrie al lang in beeld, omdat suïcide van oudsher beschreven kan worden als een vorm van wraakneming, een daad van agressie tegen de achterblijvenden. In 1964, toen er nog nauwelijks sprake was van het fenomeen terreur, zeker niet in zijn huidige gedaanten, schreven de psychiaters Meninger, Mayman en Pruyser een standaardwerk, dat drie jaar later in vertaling verscheen als veelgelezen Aulapocket: Het leven in balans/ Een nieuwe psychiatrische zienswijze. Daarin komt de zelfmoordterrorist heel even ter sprake in een bijzin die tussen haakjes is geplaatst:

‘Zelfmoord kan zelfs nog agressiever zin, zelfs eigenlijk een moord, zoals het geval was van Simon ( in de laatste tijd herhaald door sommige individuen die bommen meenemen in een vliegtuig en zichzelf en anderen laten verongelukken). In fantasieën is zelfmoord waarschijnlijk altijd een psychologisch moord, en vernietiging van de wereld of van een bepaalde persoon – een ontrouwen geliefde, een gehate vader of moeder, een kwelgeest in de vorm van het geweten. ‘

Die haakjes in dit citaat kunnen nu worden weggehaald, want het fenomeen is na vijftig jaar volledig buiten zijn oevers getreden. De suïcidale agressie op anderen heeft inmiddels een epidemisch karakter gekregen en tal van hybride vormen aangenomen. De verwarrende complexiteit van de hedendaagse suïcidale geweldsuitbraken stelt een ongemakkelijke vraag die betrekking heeft op de aard van het begrip ‘geestelijke gezondheid’.

Wat is geestelijke gezondheid nog in tijden van terrorisme? Gezondheid wordt doorgaans geformuleerd als ‘een toestand van algeheel welbevinden waarin er geen sprake is van lichamelijk letsel of ziekte’ (Wikipedia). De definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO 1948) luidt: ‘Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijk gebreken.’

Maar wat is dat ‘geestelijke welzijn’? Die vraag lijkt door de hedendaagse suïcidale geweldpleger c.q, terrorist opnieuw te worden gesteld, niet alleen ten aanzien van zichzelf, maar vooral ook wat betreft de aard en mogelijkheden van de geestelijk gezondheid in de wereld van vandaag. Dat wil zeggen: in een postindustriële, seculiere samenleving die niet alleen te maken krijgt met verschijnselen als doorschoten individualisme en op de spits gedreven prestatiedrang, maar ook met een invasie van een premoderne religie. Die wereld heeft wellicht ongemerkt de gedaante aangenomen van het all-inclusive, schijnuniversum van een collectieve psychose.

De hedendaagse suïcidale geweldsexplosie stelt een vraag die iedereen aangaat. Psychiaters mogen daar niet over zwijgen. Zolang er geen antwoord op die vraag is gevonden, is het einde van deze ellende nog niet in zicht.