Marijke met Jacob, Saffierstraat Amsterdam, 1977
Gisteren werd er een nieuwe wasmachine geïnstalleerd. Op de eerste dag na de crematie van Marijke had de oude het begeven. Hij begon enorm te schudden en kabaal te maken. Daarna liep al het water eruit zodat de gang boven blank kwam te staan. Toen alles weer verholpen was, stootte ik mijn hoofd aan de glazen deur van de servieskast. Die deur ligt er nog steeds uit. Even later kletterde er een glas op de grond en nog daarna nog een. Nu blijkt dat er een gaatje zit in de slang de nieuwe wasmachine. Er spuit een klein straaltje water uit als je hem aanzet, dus er moet er vandaag een nieuwe slang komen.
Er lijkt onheil rond te waren in dit lege huis. Het spookt hier. ’s Nachts hoor ik het raam van de slaapkamer rammelen en kraakt het op de gang. Ik ben altijd al een beetje bijgelovig geweest, maar nu moet ik mezelf af en toe vermannen om niet bang te worden. Soms denk ik dat ik haar stem hoor.
Jaren geleden las ik de roman Wuthering Heights van Emily Brontë. Ik herinner mij Heathcliff die gekweld werd door zijn intense liefde, waarin hij zich misleid voelde door de dood. Hij stelde zijn liefde boven God en vroeg de hel om verenigd te worden met zijn Catherine, die zich tijdens haar leven volledig met hem had geïdentificeerd. ‘I am Heathcliff,’ zei ze voortdurend. Haar ziel had zich met hem verenigd. Ook na haar dood liet ze hem niet met rust.
De eerste dagen na het overlijden van Marijke was ik wat angstig als ik alleen op straat liep. ‘Waar is zij, waar is zij? vroeg ik mij vertwijfeld af. Nu weet ik het. Zij is in mij. Ze is in de woeste hoogten. Rouw is een hoge vorm van liefde.