Illusion, gemengde techniek 38 x 5o cm, 2016
De eerste weken na het overlijden van Marijke viel het mij op dat ik moeite had om gebeurtenissen uit het recente verleden in de juiste volgorde te zetten. Het was of mijn tijdsbesef verstoord was. Mijn geheugen beschikte kennelijk niet over de juiste tijdmaat om te onderscheiden wat gisteren, eergisteren of vorige week was gebeurd.
Als dit tot het uiterste zou doorgaan wordt de tijd uiteindelijk een soort vormloos geklots. Maar het gaat een stuk beter nu, al heb ik nog steeds moeite om dingen, die in de afgelopen weken zijn gebeurd, precies te dateren. Ik hou dan ook een soort dagboekje bij. Niet om dingen te onthouden, want met mijn geheugen op zich is niets mis, maar om dingen achteraf van de juiste datum te voorzien.
Het is nog altijd vreemd om te beseffen dat Marijke zich elke dag verder van mij in de tijd verwijdert. Alsof zij op 30 september j.l. is blijven stilstaan en ik elke dag voortga, voort moet, want blijven stilstaan is uiteindelijk geen optie. Toch zou ik dat het liefst willen, de tijd stilzetten op een moment dat zij er nog was. Maar de tijd verstrijkt. Daarmee lijkt het of ik het zelf ben die elke dag verder van haar wegga. Leven is voortgaan in de tijd.
Maar is dat wel zo?
In september 2001 liep ik rond op de Biënnale van Venetië. Nog pas een week daarvoor waren twee vliegtuigen in de Twin Towers gevlogen. Er hing een sinistere sfeer op het Biënnale-terrein. In het Engelse paviljoen zag ik een video-installatie van Mark Wallinger die grote indruk op mij maakte. ‘Angel’, zo luidde de titel. Later hoorde ik dat die naam ‘Angel’ ontleend is aan het gelijknamige Londense metrostation, waar de video is opgenomen.
Wat je ziet is heel simpel, maar tegelijk intrigerend. Een man in een wit overhemd, met een zwarte bril een witte stok – kennelijk een blinde – loopt onderaan een roltrap, maar hij komt niet vooruit. De roltrap gaat achter hem naar boven en hij loopt voortdurend naar beneden. De ‘lus’, waarin hij met deze beweging is terechtgekomen, lijkt een beetje op die van een hamster in een tredmolen. Het resultaat is nul.
Maar gaat de roltrap achter hem werkelijk naar boven? Naast hem, op de andere roltrap, zijn mensen te zien die naar beneden gaan, terwijl ze omgekeerd staan, met hun gezicht naar boven. Er is iets mis, maar wat? Daar kom je niet achter. En het gaat zo de hele tijd door. Het lijkt een absurde Jacobsladder. Een blinde profeet op weg naar de hemel. Als een Elia zonder Messias, een Sisyphus zonder hoop. De video duurt zeven-en-een-halve minuut. Onderwijl hoor je een tekst die in een voice-over wordt voorgelezen, maar de woorden zijn onverstaanbaar.
Het zijn de eerste woorden van het Evangelie van Johannes, – ‘In den beginne was het Woord. En het Woord was bij God. En het woord was God.’ – maar dan in omgekeerde volgorde voorgelezen. Op het eind komt er opeens een verandering. De blinde man geeft het op om nog langer vooruit te bewegen, met het gevolg dat hij door de roltrap naar boven wordt meegevoerd en zo uit beeld verdwijnt. Tegelijk hoor je dan opeens muziek op volle geluidssterkte. Het is het extatische crescendo aan het slot van kroningshymne Zadok The Priest van Händel.
Het geheel bracht bij mij destijds een intense, haast religieuze ervaring teweeg. Wat ik zag associeerde ik niet alleen met de dood, maar ook met de tijd. Als het leven ophoudt, verdwijn je opeens in het verleden. Leven is niet het voortbewegen op een stroom of een beweging die je meevoert als op een lopende band – in casu de tijd – maar omgekeerd: het leven is een permanente beweging tegen de stroom in.
Wie ophoudt met voortbewegen wordt meegesleurd in het verleden. Dat meesleuren begint meteen als het bewegen ophoudt. Wat wij ‘het voortgaan van de tijd’ noemen is dus in feite de eigen voortbeweging tegen de stroom in. Wie sterft stroomt weg in de tijd, die je zelf in stand houdt door te leven.
Toen Einstein in 1954, ziek en verzwakt – nog geen jaar voordat hij zelf zou sterven – een condoleancebrief moest schrijven aan de weduwe van zijn oude vriend Michel Besso, kwamen er woorden in hem op die hij als natuurkundige als waarheid had erkend, maar tegelijk als mens als troost had ervaren. ‘De dood betekent niets’, zo schreef Einstein:
‘This signifies nothing, for us believing physicists the distinction between past, present, and future is only an illusion, even if a stubborn one.’
Met andere woorden: wees niet bedroefd, tijd is slechts een illusie.