In het verscholen thijmdal, domein der honingbijen, de dodensteen, de stele. ‘Meton wijdt deze grafsteen aan zijn verkoren Akte, de moeder zijner zonen, die stierf, oud twintig jaren. Zij heeft het brood gebakken, zij heeft de wol gesponnen, het huis in stand gehouden.’ De wind beweegt, de bijen zoemen de stilte stiller. Zij arbeiden, zij fluisteren:
‘het huis in stand gehouden, het huis in stand gehouden.’
(1979, Ida Gerhardt uit de bundel Het sterreschip)