Lourdes, mei 2012
‘Luxe, rouw, oorlog, religieuze verering, de bouw van pompeuze monumenten, spelen, schouwspelen, kunsten, perverse seksuele activiteit – dat wil zeggen afgeleid van haar genitale doelgerichtheid – vertegenwoordigen allemaal activiteiten die hun doel in zichzelf dragen.
Waar het om gaat, is van een duurzame orde, waar alle consumptie onderworpen is aan de noodzaak van duurzaamheid, overgaan naar het geweld van absolute consumptie.
In intieme zin behoor ik tot de soevereine wereld van gewelddadige vrijgevigheid zonder betekening, zoals mijn vrouw toebehoort aan mijn begeerten.
In zijn vreemde mythen, in zijn wrede riten is de mens van begin af aan op zoek naar de intimiteit die hij heeft verloren.’
Deze wonderlijke zinnen zijn ontleend aan La théorie de la religion van Georges Bataille. Charles Taylor citeert ze in het slotgedeelte van zijn boek Een seculiere tijd. Ik ben dit boek momenteel aan het herlezen als voorbereiding op mijn lezing over terroristisch geweld en religie op 9 februari a.s.
Religie heeft alles te maken met geweld. Niet alleen met de beteugeling ervan, maar ook het geheime verlangen ernaar. Deepdown verlangt ieder mens naar eenwording met wat je ‘het Al’ zou kunnen noemen. Maar dat ‘Al’ is allesbehalve vreedzaam. Het toont zich in de roes, in de seksuele extase, maar ook in de huivering voor het oergeweld, de ultieme horror van de vernietiging. Het toont zich in de dood.
Van de week droomde ik van Lourdes. Marijke vroeg mij in mijn droom of ik nog eens naar Lourdes wilde gaan. Toen ik wakker werd vroeg ik me af wat ik hiermee moest. In 2012 ben ik samen met haar naar Lourdes geweest. We waren bij de bron. We hebben er een kaarsje gebrand. Voor mij was die reis a journey down memory lane. In mijn jeugd ben ik samen met mijn ouders drie keer in Lourdes geweest. Voor Marijke was het de eerste en de laatste keer. Ze was net hersteld van een gebroken heup. Op elke ansichtkaart die we huiswaarts stuurden schreef ze opgetogen: ‘Ik kan weer lopen!’
“O Dood , die Waarheid zijt…’ zei Gerard Reve. Thuisgekomen uit Lourdes gooide ik mijn manuscript over Reve en de secularisering helemaal om. Ik bedacht een nieuwe titel: ‘Modernisme in Lourdes’. Het boek moest gaan over een onmogelijk gevoel van nostalgie. Lourdes werd voor mij het symbool voor het heimwee naar een toekomst die nooit gekomen is. De betonnen, ondergrondse basiliek in Lourdes, die in 1958 werd gebouwd, is een tragisch monument van die nooit ontvouwde utopie. Zoals bij ons de Bijlmermeer dat is. Een betonnen droom die nooit is uitgekomen.
Jaren geleden las ik een wonderlijk bericht in de krant. Een vrouw, die dacht dat de duivel in haar was gevaren, had haar bejaarde moeder met een kruisbeeld gedood. Dat gebeurde in Lourdes, of all places. Haar huis stond vol met crucifixen. Met één daarvan joeg ze haar oude moeder de dood in. Na haar daad belde de vrouw de politie die haar aantrof, besmeurd met bloed. ‘Ik had visioenen in een droom. Ik zag dat ik de duivel was,’ verklaarde zij tegenover de politie. Ze werd opgenomen in een gesticht. Ze was gek geworden, zo luidde de conclusie. Maar waar kwam die gekte opeens vandaan?
Toen ik hieraan terugdacht ben ik even uit het raam gaan staren. Geweld en religie, heimwee en nostalgie. Wat heeft dit allemaal van doen met een visionaire droom? Ik zag verbintenissen, maar wat is het werkelijke verband? Mijn gedachten dwaalden af naar Lourdes, naar het water van de bron, het vruchtwater van de Heilige Maagd. Naar de geborgenheid van de Grote Moeder in deze angstige tijd vol dreiging en geweld. In gedachten dreef ik terug naar de oorsprong van de wereld, het oergeweld dat onze diepste verlangens kan oproepen. En omgekeerd. Zomaar. Uit het niets. O Dood, die Waarheid zijt.