Le soleil noir, gemengde techniek op doek, 40 x 40 cm
‘Het gebed,’ zegt Alain, ‘komt als de nacht over het denken valt.’ -’Maar het is noodzakelijk dat de geest eerst de nacht ontmoet,’ antwoorden de mystici en de existentialisten. Zeker, maar niet die nacht, die bij gesloten ogen en alleen door de wil van de mens ontstaat – een sombere en donkere nacht, die de geest oproept, om er zichzelf in te verliezen. Als hij een nacht moet ontmoeten dan kan het beter een nacht van wanhoop zijn, die helder blijft, een poolnacht, het waken van de geest, waar misschien die lichte en volledige klaarheid uit oprijst, waarin ieder ding zich scherp aftekent in het licht van het verstand.’
Aldus Albert Camus in De mythe van Sisyfus (1942). Deze woorden van Camus zijn voor mij nauw verbonden met de tijd van mijn ‘zon-ervaringen’ die ik had in de winter van 1966 die ik doorbracht in Heiloo. Licht en duisternis zijn niet altijd elkaars tegenpolen. Ik kan in het licht staan, maar het licht is niet in mij. Denk aan de ‘via negativa’ van de mystici: ‘het zwarte licht van de nacht’.
Er zijn verschillende vormen van licht, zoals er ook verschillende vormen van duisternis zijn. Camus spreekt over het ‘lucide licht van de wanhoop’, wanneer het verstand – in duisternis gehuld – de dingen laat zien zoals ze werkelijk zijn. Dat is wat anders – volgens hem – dan de zelfverkozen duisternis van de mysticus. Ik vraag me af of dat laatste wel helemaal klopt. Johannes van het Kruis spreekt over ‘De twee nachten van de ziel’: ‘de nacht van de zinnen en de nacht van de geest’:
‘Men dient te weten dat een ziel om te komen tot de staat van volmaaktheid gewoonlijk eerst door twee belangrijke wijzen van nachten moet gaan, die de geestelijke personen ‘louteringen’ of ‘zuiveringen’ van de ziel noemen. Wij noemen ze hier ‘nachten’, omdat de ziel, in de ene zowel als in de andere, wandelt als was het ’s nachts, in het donker.’
Wat is dat, de duisternis van de ziel? Wat is de ziel? Alan Turing heeft de computer bedacht, omdat hij meende dat met zo’n apparaat ooit nog eens de ziel van zijn overleden vriend opnieuw tot leven kon worden gewekt. En in Amerika bestaat al een organisatie die er voor ijvert dat mensen zelf over hun genetisch materiaal kunnen beschikken om ooit gekloond te kunnen worden. Dit streven werd tot voor kort gefinancierd door een bemiddelde advocaat die ooit de gekloonde ‘kopie’ van zijn overleden zoontje wil laten kweken.
In de onsterfelijkheid van de individuele ziel heeft deze jurist dus kennelijk niet zo’n vertrouwen. Maar waarin dan wel? Krijgt hij inderdaad zijn kind terug als het nog bestaande DNA wordt ingebracht in een eicel waaruit het eigen DNA is verwijderd? Was de ziel van dat kind niet meer dan een emergent verschijnsel, iets dat kwam bovendrijven in de gecodeerde interactie van talloze erfelijke bouwstenen binnen een open, onherhaalbaar, dynamisch systeem?
Als de individuele ziel niet zou bestaan, of mee sterft met het lichaam, lijkt er geen argument te bedenken waarom dat niet zo zou zijn. Om het bestaan van de ziel te erkennen is geloof nodig en niet het verstand, laat staan de DNA-techniek. Mijn zon-ervaringen in Heiloo waren een vorm van verlichting, maar tegelijk een ultieme verblinding van het verstand. Een mysticus hoeft het verstand niet achter zich te laten om het licht te kunnen zien in de duisternis. Maar een gelovige moet dat wel.
Geloven is een sprong in het duister. Maar niet geloven is evenzeer een sprong, maar nu in datgene wat de lichtstraal van het verstand heeft afgegrensd van de duisternis. Geloven is een gok. Maar niet geloven is dat ook, alleen weet je dan bij voorbaat dat je een nietje hebt. Als de eeuwigheid van de ziel dan toch waar blijkt te zijn, heb je jezelf tekort gedaan. Wie gokt op de eeuwigheid van de ziel en uitkomt op het niets, heeft alles verloren maar tegelijk ook niets. Het geloof vereist een offer. En dat offer is het verstand. Geloven is je hart geven en het verstand tot zwijgen brengen.
Halleluja! Bent u er nog? Ik praat weer eens teveel. En toch, in die onmogelijke spagaat tussen het hart en het verstand zag ik voor het eerst iets wat er tot dan toe niet was geweest, als het licht dat heel even opgloeit bij een totale verduistering van de zon.