Vandaag in de LC
Cultuur in Friesland verdient een stevige bijdrage uit het bedrijfsleven. Die investering verdient zichzelf dubbel en dwars terug.
Bijna 160.000 bezoekers, van wie 80 procent van buiten de regio, die in totaal 6,1 miljoen euro hebben besteed in Leeuwarden. Dat zijn de klinkende cijfers die directeur Kris Callens van het Fries Museum bekendmaakte over de tentoonstelling Alma-Tadema (LC 4 februari). Een ongehoord succes, waarmee niet alleen het Fries Museum, maar ook Leeuwarden in één keer op de culturele kaart van Nederland is gezet. Maar wat nu? Wil dit succes een folluw-up krijgen, dan zal het Friese bedrijfsleven nu eindelijk eens cultuursponsoring serieus moeten gaan nemen.
De nieuwe trend van grote publiekstentoonstellingen werd ingezet in de jaren tachtig. Het museum als instituut vestigde zich daarmee in de sfeer van de reclame, het toerisme, de massacommunicatie en de citymarketing. Het werd de tijd van blockbusters en crowd control. Rudi Fuchs deed in 1985 de profetische uitspraak dat het niet lang meer zou duren voordat toeschouwers in drommen door de museumzalen zouden lopen, met petjes op en met vlaggetjes in de hand om bij het zien van hun favoriete schilderij uit volle borst een clublied aan te heffen. Dat laatste is (nog) niet uitgekomen, maar het beeld van lange rijen wachtenden heeft nu ook het Zaailand van Leeuwarden bereikt.
De economische dimensie van kunst en cultuur leek zo’n dertig jaar geleden opeens het oude welzijnsconcept geheel te hebben verdrongen. Kunst en bedrijfsleven vonden elkaar steeds meer, cultuurtoerisme werd steeds meer gezien als een wondermiddel voor de cultuur. In vrijwel elke cultuurnota werd voorrang gegeven aan de heilzame werking van dit fenomeen. En waarom ook niet? De economie is ermee gediend, de werkgelegenheid, het vestigingsklimaat en het imago van stad en regio. In dat licht bezien is de Alma-Tadema-tentoonstelling een succes uit het boekje.
Het Fries Museum heeft dan ook alle reden om trots te zijn. Maar hoe zit het met de bijdrage van het Friese bedrijfsleven? Het merendeel van de benodigde gelden – in totaal 2,1 miljoen euro – is bijeengegaard met fondsenwerving, bijdragen van de provincie Friesland en het Fries Museum zelf. Het verkrijgen van sponsorbijdragen bij het Friese bedrijfsleven is en blijft kennelijk een moeizaam proces. In dat opzicht heeft Friesland jarenlang een achterstand gehad op het Groninger Museum, dat altijd royale steun ontving van de Gasunie.
Pogingen om in Friesland een sponsorfonds voor grote culturele projecten van de grond te tillen hebben in het verleden schipbreuk geleden. In Friesland gevestigde bedrijven zijn doorgaans niet echt cultuurvriendelijk als het gaat om sponsoring. Dat komt deels doordat grote bedrijven en banken hun hoofdvestiging in de Randstad hebben, maar deels ook door desinteresse. Als het gaat om substantiële bijdrage van het bedrijfsleven worden er in beleidsnota’s van de gemeentelijke en provinciale overheid telkens weer mooie voornemens geuit. Vaak zijn die voornemens vergeefs. In 2012 nog schreef het college van b. en w. van Leeuwarden in een brief aan de raad dat het committeren van sponsoren een dynamisch en continu proces is. Samen met NO-NCW Fryslân zou een investeringsprogramma worden opgezet dat resulteert in de geambieerde marktbijdrage voor de periode 2012-2018. De resultaten zijn inmiddels bekend. De ambities en de programmering voor CH2018 moesten gaandeweg worden teruggeschroefd omdat de bijdrage uit de markt achterbleef bij de prognoses.
Nog even en Leeuwarden mag zich officieel Culturele Hoofdstad van Europa noemen. Alleen al in het openingsweekend in 2018 worden minimaal 600.000 bezoekers verwacht. Daarbij is de vraag gesteld of Leeuwarden als een stad, die zelf 110.000 inwoners telt, dat wel aankan. Misschien is een andere vraag hier op zijn plaats. Hoe lang kan een middelgrote stad, die zulke grote ambities heeft op cultureel gebied, het stellen zonder substantiële bijdragen van het bedrijfsleven?
,,We zijn langzamerhand in een andere league gaan spelen’’, verklaarde directeur Kris Callens vorige week trots. Dat is waar. Maar om niet meteen weer te degraderen naar een lagere divisie is het aantrekken van structurele sponsorgelden een eerste voorwaarde. Geen Chinees als mijnheer Wang die de hele boel opkoopt, maar een stevige bijdrage uit het Friese bedrijfsleven. Dat is een investering die zich op termijn dubbel en dwars terugverdient.
Huub Mous is kunsthistoricus en publicist
Reageren is niet mogelijk.