Winterlude

Marijke, winter 2016

‘Waarom creëert het brein een depressie? Schuilt daar soms een diepere bedoeling achter? Misschien brengt een depressie wel iets voort dat haaks staat op zijn eigen aard. Een depressie is zoiets als een zwart gat dat alles in zich opzuigt. Maar het uiteindelijk effect is zoiets als een gigantische explosie, een supernova van mentale energie. Het ogenschijnlijk totaal stilvallen van de hersenactiviteit, dat met een depressie gepaard gaat, wordt niet zelden gevolgd door een euforische uitbarsting van creativiteit. Zo bezien vormt een depressie een wonderlijke omweg die het brein creëert om telkens weer te ontsnappen aan een onoplosbaar probleem dat het zelf schept: een cirkel waarin het gevangen zit. Een depressie is als een hond die voortdurend achter zijn eigen staart aanrent. Uitgeput valt hij nu en dan volledig stil, om dan weer onvermoeibaar zijn dolle rondedans te hervatten… ad infinitum.’

Dit is een passage uit mijn blog De depressies van Vestdijk dat ik schreef op 15 februari 2016. Dat is vandaag precies een jaar geleden. Ik was in die tijd helemaal verdiept in de persoon Simon Vestdijk en meende hem steeds meer te kunnen begrijpen. Misschien herkende ik wel iets van mezelf in hem. Die voortdurende vlucht vooruit om aan jezelf te ontsnappen. Vallen en opstaan, hollen en weer stilvallen. Schrijven, altijd maar schrijven, al was het maar om niet in een zwart gat te vallen.

Ook Marijke had vorig jaar om deze tijd nog wel eens last van somberheid. Dat kwam niet alleen door de winter die maar niet wilde wijken voor het voorjaar, maar ook door het groeiend besef dat ze door haar beroerte blijvend invalide was geworden. Het was een wonderlijke tijd. Ik was bezig met de drukproeven  van mijn nieuwe boek, en zij was volop aan het revalideren. Twee keer per week gingen we samen naar de fysio. Zij deed haar oefeningen. Ik las een boek in de wachtkamer.

Dat was het ritme van die winterdagen. Alles lag vast. Best prettig eigenlijk en toch knaagde er iets. Het gebeurde niet vaak, maar bij het wakker worden ’s ochtends zei ze wel eens: ‘Wat moet ik nog met dit leven? Ik kan eigenlijk niets meer.’ Dan moest ik heel even praten als Brugman en dan trok die somberheid bij haar weg als sneeuw voor de zon. Sterker nog, zij was zelf de zon in huis en zou dat altijd blijven. Haar optimistische aard had geen boodschap aan dat trieste gevoel dat elke ochtend weer op de loer lag.

Bonjour tristesse, dat moest dus niet. Dan gingen we samen naar buiten, weer of geen weer. Shoppen, lopen, weglopen van dat sombere gevoel…. En telkens weer lukte dat ook. Er was heel veel liefde in die tijd. We waren samen op de vlucht, nog niet wetend dat die vlucht uiteindelijk vergeefs zou blijken te zijn. Maar eerst zou nog het voorjaar komen. En een zomer waar geen eind aan kwam. Ook die winter was lang, maar we gingen een goede tijd tegemoet.

Vorige week zat ik in een plaatselijk café en hoorde ik iemand, die ik goed ken, beweren dat Bob Dylan niet alleen een groot dichter, maar ook een groot zanger is. Ik was het niet met haar eens. Zangers als Bob Dylan en Leonard Cohen zijn voor mij geen zangers maar kreunende dichters.

We kwamen er niet uit. Ik zou Winterlude van Dylan maar eens moeten beluisteren. Tot mijn schande moest ik bekennen dat ik juist die song van hem niet kende. Ze schreef de titel op de achterkant van een bierviltje en dat stopte ik in mijn binnenzak.

Winterlude wordt inderdaad prachtig gezongen door Dylan. Toen ik het hoorde kwam dit blog vanzelf in mij op, als een herinnering aan een winter die voorgoed voorbij is.