De eerste trein van de herinnering
Bilderdijkstraat 174, donderdagmiddag, 14.00 uur
Eergisteren nam ik de trein van 9.08 naar Amsterdam. Dat is de eerste trein die je ’s ochtends mag nemen met een voordeelkaart. Eenmaal aangekomen op de plaats van bestemming heb ik urenlang door de stad gelopen. Voorheen nam ik altijd een OV-fiets, maar tegenwoordig vind ik het prettiger om te lopen. Je gedachten komen dan tot rust en je neemt veel meer indrukken op. Bovendien ken ik Amsterdam nog altijd als mijn broekzak. Ik kan er eindeloos dwalen, maar niet verdwalen.
Eigenlijk was ik van plan naar de tentoonstelling van El Greco te gaan zien in de Nieuwe Kerk op de Dam. Maar die bleek vandaag pas open te gaan. El Greco is een oude liefde van me. Hij was de eerste schilder waar ik iets mij had, nadat ik op mijn zestiende Het vijfde zegel van Vestdijk had gelezen. Dan maar het Stedelijk Museum, waar ik de fototentoonstelling van Ed van der Elsken nog niet had gezien.
Ook hij is een van mijn jeugdliefdes. Een straatfotograaf en bovendien een chroniqueur van het Amsterdam van mijn jeugd. Fotografie is niet op een knop drukken. Het is een liefdevolle blik. Dat is de les van Ed van der Elsken. Naar aanleiding van mijn blog Spiegelbeeld van gisteren ontving ik een mail van iemand die ik goed ken. Zij schreef het volgende:
‘Ann in spiegelbeeld op je blog te zien veroorzaakte een schokje. Als klein meisje, ik denk van een jaar of twaalf, bekeek ik het boek Love on the Left Bank, gemaakt in zwart/wit, waaruit veel van de foto’s in het filmpje komen. Toen voelde ik denk ik al de emotie achter de beelden. Sindsdien heb ik er heel vaak in gekeken, gefascineerd (net als door het boek The Family of Men). Toen mijn vader dood ging heb ik het ogenblikkelijk geconfisqueerd, en er nog regelmatig in gekeken, want ik had het gemist al die tijd. Ook heb ik foto’s van de foto’s genomen om ze ooit nog eens op A1-formaat af te (laten) drukken. Het boek is wel wat beduimeld inmiddels. De foto’s bekijk ik nu als volwassene. Vaak zijn ze heel schrijnend, maar ook liefdevol, en heel vaak drukken ze eenzaamheid uit. En zelfs in die gestolde eenzaamheid ligt liefde voor zijn ‘onderwerp’, althans zo zie ik het. Daarom zijn ze (voor mij) meestal erg aangrijpend. Nog meer boeken heb ik van Ed van der Elsken, die zijn in kleur en gaan meer over ‘het leven’ in het algemeen. Bedankt, ik ben fan, en ik ga erheen!’
Bij die tentoonstelling in het Stedelijk was het donderdag zwart van de mensen. Letterlijk zelfs, want in de eerste zalen kon je bijna geen hand voor ogen zien. De muren waren zwart geschilderd met uitvergrote foto’s erop en overal werden korte films geprojecteerd. Ik raakte gefascineerd door de filmopnamen die Ed van der Elsken heeft gemaakt van de tentoonstelling Dylaby in het Stedelijk in 1962. Het zal toch niet gebeuren, dacht ik, dat ik mezelf in dat doolhof terugzie als als een jongen van veertien…
Plotseling voelde ik een een stomp in mijn rug. Het was een boze witte man: ‘Hé klootzak, ik kan niks zien. Zie je dan niet dat je voor mijn neus bent gaan staan?‘
In zulk soort situaties ben ik de rust zelve. Ik draaide me langzaam om en bood uiterst beleefd mijn excuses aan, met de opmerking dat ik hem in het donker niet had opgemerkt.’ Het mocht niet baten. De boze witte man bleef mokken. Omstanders keken verbaasd op. Zo’n hooligan verwacht je in een voetbalstadion, maar niet in het Stedelijk Museum. Het was een zo’n brullende bullebak. Mijnheer Trump maakt school, dacht ik nog.
Eenmaal buiten liep ik in de richting van het Vondelpark. Ik stak de brug over en belandde in de Bilderdijkstraat. Aangekomen bij nummer 174 kon ik het niet laten een foto van het huis aan de overkant te maken. Hier bracht Marijke haar vroege jeugd door, in een kleine woning op de eerste verdieping. Het was boven een fietsenzaak. Tegenwoordig worden daar scooters verkocht.
Marijke in de jaren vijftig, thuis in de Bilderdijkstraat
Ze is hier niet geboren. Ze zei altijd dat op de wereld was gekomen in een kliniek aan het Vondelpark. Haar moeder kon toen uit het kraambed de bomen van het Vondelpark zien. Dat was op 26 juni 1951. Later bedacht ik mij dat dit het toenmalige Diaconessenhuis moet zijn geweest, aan het eind van de Overtoom, met aan de achterzijde uitzicht op het Vondelpark.
Ook Willem Frederik Hermans is daar geboren. Hij groeide op in Oud-West, in de buurt achter de Overtoom. Marijke ging naar de lagere school in de Banstraat, in een gebouw, waar ik zelf ook later – toen ik op het Ignatiuscollege zat – een jaar op school heb gezeten (Zie mijn blog Bij de nonnen op school)
Begin jaren zestig verhuisden de ouders van Marijke naar de Watergraafsmeer, naar een woning in de Pythagorasstraat 57. Daar woonde ze ook toen ik haar in 1969 leerde kennen, en twee jaar later verliefd op haar werd. Als we wel eens een weekendje in Amsterdam waren logeerden we in Hotel Trianon in de J.W. Brouwerstraat, opzij van het Concertgebouw. Van daaruit liepen we meestal nog even langs haar voormalig ouderlijk huis in de Bilderdijkstraat. Net als ik nu donderdag deed.
De Bilderdijkstraat is een drukke straat. Dat was in de jaren vijftig ook al zo. Toen Marijke een jaar of zeven was, werd ze op een dag bij het oversteken op de hoek van de Kinkerstraat geschept door een motor. Ze had er nog altijd een litteken bij haar rechter pols aan overgehouden.
Wonderlijk genoeg heb ik op precies diezelfde plek ook een litteken. Dat komt door een hechting na een slagaderlijke bloeding die ik ooit opliep toen ik door een glazen ruit liep. We waren beiden identiek getekend op ons lichaam. Een teken wellicht dat we voor elkaar waren voorbestemd en elkaar ooit weer terug zullen vinden.
De toekomst, maar ook het verleden zit me letterlijk op de huid. Heel dicht bij, maar ook heel ver weg in de toekomst zie ik alles wat we samen hebben beleefd. Het is een ruimte van herinnering, maar ook van verwachting. Een leegte, waarin telkens weer nieuwe echo’s opklinken van toen en toen, ooit en ooit, daar en daar, dan en dan… Ooit, zo denk ik wel eens, zal alles wederkeren.
Tenminste, dat hoop ik. Of ik het ook geloof is een andere zaak. Maar dat ik nog steeds onnoemelijk veel van haar hou en zij van mij….
Oui, je prendrai un jour le premier train du souvenir.