Een oefening in troost

Consolation, gemengde techniek op doek, 40 x 40 cm.

Vorige week ben ik begonnen met het schrijven aan wat mijn nieuwe boek moet worden. Er lag al een essay, maar er moet nog een frame komen, een autobiografisch kader. Daarvoor heb ik gisteren alle blogs die ik de afgelopen maanden over Marijke heb geschreven nog eens gelezen en geordend. Vaak werd ik bij het herlezen daarvan overvallen door een gevoel van gêne over zoveel intieme dingen die ik aan de openbaarheid heb prijsgegeven. Het moet wellicht eenzelfde gevoel zijn dat veel van de lezers van dit blog hebben gehad. In dat geval, een plaatsvervangend gevoel van gêne. Vorige week ontving ik een lange mail van een van hen, een vrouw die ik persoonlijk niet ken. Zij schreef onder meer het volgende.

Het voelt inderdaad als een ‘bekentenis’ u te vertellen dat ik sindsdien een trouwe lezer van uw blog ben: ik las uw ontroerende herinneringen en zag de mooie jaren zeventig-foto’s van uw vrouw, die ik helemaal niet ken, net zomin als ik u ken. Zeker als het over zulk persoonlijk verlies en rouw gaat, heeft het lezen van zo’n blog iets zwaar voyeuristisch. Maar ik raakte toch ‘hooked’. Veel van de onderwerpen waarover u schrijft interesseren mij bijzonder. De oorsprong van het kwaad bijvoorbeeld, waarover u een bijdrage leverde op het onlangs gehouden symposium. (…) Op een of andere manier vond ik dat ik u nu toch eens moest laten weten dat er ergens in Nederland elke dag iemand met groot plezier uw blogs leest.’

Zo’n reactie betekent veel voor mij. Weten dat wat je voelt en doormaakt door anderen wordt herkend, dat is wellicht de essentie van wat je troost kunt noemen. Zoals ook het schrijven voor mij zelf een oefening was in troost. Jaren geleden las ik het levensverhaal van de wiskundige Hans Freudenthal. Terugkijkend op een lang en vruchtbaar leven had hij de behoefte gevoeld enige ordening aan te brengen in alles wat hij had meegemaakt. Hij woonde alleen in een groot huis. Zijn vrouw was overleden, de kinderen al jaren de deur de deur uit en in de stilte, die hem steeds meer omringde, werd hij overspoeld door herinneringen die van alle kanten zijn gemoedsrust belaagden, op onbewaakte momenten zijn bewustzijn binnendrongen en bij hem het beeld opriepen van een voortdurende chaos in zijn hoofd. Zijn eigen geest kwam op hem over als een openstaande vogelkooi, waar herinneringen plotseling komen binnenvliegen en dan weer verdwijnen, ogenschijnlijk zonder enig verband of innerlijke logica. En op logica was deze wiskundige juist zeer gesteld.

Zo stuitte hij op de vraag hoe je ooit een ordening aan kunt brengen in die wanordelijke stroom van herinneringen die een mensenleven blijkt te zijn als men terugziet op het verleden. Maandenlang piekerde hij zonder een woord op papier te krijgen. Om uit deze patstelling te komen besloot hij om eerst maar eens zijn huis op te gaan ruimen, en wel grondig en systematisch, van boven naar beneden. Zo belandde hij op de zolder, waar hij wederom een enorme chaos aantrof. Dit keer van opgestapelde kisten, dozen en volgestouwde ladekasten. Geduldig begon hij te ordenen en waar mogelijk ook weg te gooien.

Maar al doende, terwijl hij moest beslissen of een krantenknipsel of een brief bewaard moest worden en zo ja in welke map, dwaalde zijn blik af naar wat daar nu precies te lezen stond. En zo kon het gebeuren dat in een oogwenk een heel ander verhaal uit het verleden zich opnieuw in zijn geest afspeelde om even later weer voor een ander verhaal plaats te maken. Zo begon het verleden in hem te leven in een proces dat hij beschrijft als een reeks dia’s die telkens verspringt, maar op onvoorspelbare wijze. Een carrousel met dia’s leek op de grond gevallen en reddeloos in de war geraakt. Dat proces beschrijft hij heel precies, stap voor stap in zijn boek.

Op deze wijze komt zijn levensverhaal op een ogenschijnlijk chaotische manier alsnog op gang. Gaandeweg blijkt dat het warrige toeval, dat hem als leidraad dient, wel degelijk een ordening oplevert. Het toeval mengt zich immers met de structuur van zijn eigen emoties, en zo ontstaat een verband dat een heel ander verband heeft dan dat rationele stramien, waar hij als wiskundige in zijn leven altijd naar op zoek was geweest. Het is een structuur die verborgen lijkt te liggen in de dingen die voor je neus gebeuren. Dit mysterieuze verschijnsel, dat gedachten zomaar op hun plaats kunnen vallen, alsof je ze van het toeval cadeau krijgt, is een fenomeen waar veel kunstenaars mee vertrouwd zijn, maar dat ook bij ook bij creatieve wetenschappers niet onbekend is.

Mijn boek zal gaan over de dood, het sterven, het rouwproces en alles wat daarbij hoort, maar ook over de gewelddadige dood die zich aandient in een daad van terreur. D’ailleurs c’est toujour les autres qui meurent. Trouwens, het zijn altijd de anderen die sterven. Die woorden staan te lezen op het graf van Marcel Duchamp in Rouen. Het is een waarheid die in de zwoele septembermaand van het jaar 2016 voor mij opeens werd omgekeerd. Mijn levensperspectief kantelde. Niet het leven, maar de dood werd mijn vertrekpunt.

Mijn essay over terroristisch en psychotisch geweld had ik voltooid na een periode waarin ik wat schrijven betreft in een flow verkeerde. Opeens zag ik dat de sprong naar het absolute, die een jihadterrorist met zijn fatale daad onderneemt, niet alleen gelijkenis vertoont met de sprong naar het absolute, die ik zelf ooit in psychose heb ondernomen, maar ook met ‘de sprong naar transcendentie’ waar Albert Camus over schrijft en die hij afwijst. Maar nu werd ik opeens aan den lijve geconfronteerd met het sterke verlangen naar transcendentie dat zich na de vrij plotselinge dood van Marijke en in het rouwproces daarna in hoge mate aan de dag trad.

Het rouwproces als kader voor een boek over terreur. Het klinkt misschien vreemd, maar die twee, zo realiseerde ik mij opeens, hebben iets wezenlijks met elkaar van doen. Misschien is het menselijk verlangen naar transcendentie ooit wel ontstaan na de dood van een geliefde. Maar belangrijker nog, wie niet van het leven uitgaat, maar de dood als vertrekpunt neemt, ziet alles totaal anders. De geest lijkt dan opeens tot alles in staat. Het leven doet er niet zoveel meer toe.

Dat besef dient zich ook aan in de rouw. Dat hoeft geen vlucht te zijn in de spiritualiteit. Voor mij betekende het eerder een kritische verkenning van alles wat met het begrip transcendentie te maken heeft. Veel teksten over mijn rouwproces laten zich lezen als een persoonlijke zoektocht naar dit fenomeen. Ze vormen een innerlijk spiegelbeeld van mijn betoog over het mogelijk verband tussen terroristisch c.q. psychotisch geweld en het wegvallen van transcendentie. Zo ontmoeten drie zaken elkaar, die ogenschijnlijk niets met elkaar van doen hebben: terrorisme, transcendentie en troost.