Op zoek naar een hernieuwd hart
Lourdes-panorama met schelpen, boven mijn bureau, gisteren 10.00 uur
Wanneer je zegt: ‘Ik begrijp het christendom niet, ik wil leven zonder vertroosting,’ dan ben je een geborneerde en partijdige geest. Maar wanneer je, zonder vertroosting levend, zegt: ‘Ik begrijp het christelijke standpunt en ik bewonder dat,’ dan ben je een dilettant zonder diepgang. Dat begint mij de pet te boven te gaan.
Aldus schreef Albert Camus in zijn dagboek in september 1937. Ik herken veel in die woorden. Het katholicisme is uit mijn leven verdwenen, maar ik ben nooit opgehouden om er over na te denken, al was het maar uit bewondering. In mijn boek Modernisme in Lourdes, Gerard Reve en de secularisering heb ik geprobeerd iets van die tweeslachtige houding van mij ten aanzien van het katholicisme tot uitdrukking te brengen.
Veel mensen hebben dat niet begrepen. De een zag het als een definitief afscheid van het katholicisme, de ander als een gekoesterd heimwee ernaar. In feite was het geen van beide. Het was voor alles een terugkeer naar Lourdes, waar ik met Marijke in 2012 op vakantie was geweest, een jaar voordat mijn boek Modernisme in Lourdes verscheen. Maar het was ook een zoektocht naar een hernieuwd hart. Of zal Camus het verwoordde in zijn dagboek: ‘Wat mij aantrekt is de helderheid van geest te behouden in de mystieke extase.’
Hoe kun je een verlangen blijven houden naar God, verlossing, vervulling of zoiets vaags als ‘een oneindige liefde’, als God dood is. Dat is wat Camus ‘het absurde’ noemde. Als men God dood verklaart, dan doodt men ook de transcendentie. Wat is transcendentie? Binnen het christendom heeft men het begrip transcendentie altijd opgevat als iets verticaals, als iets dat de God van boven met de mens beneden verbindt. Dat is de mens die zich vervolgens God verbindt. Maar het christendom heeft transcendentie niet opgevat als iets dat primair de mens verbindt met een ander mens.
De christelijke opvatting van transcendentie laat de mens in diepste wezen eenzaam zijn, verstoken van solidariteit en medemenselijkheid. Er zou een dwingende band van afhankelijkheid bestaan tussen God en mens. De mens als autonoom verschijnsel wordt dan ondenkbaar. De mens zou geen verschijnsel kunnen zijn dat in alle vrijheid kan kiezen tussen goed en kwaad, want God, die boven alles staat, stelt uiteindelijk de morele norm. Alles wat de mens goed doet, wordt dan een zaak van genade. Wat hij fout doet is wat hij in wezen is: een hopeloos geval.
Marijke in Lourdes, mei 2012
Afgelopen zaterdag kocht ik bij de Estafette een fraaie prent met een voorstelling van de Maagd Maria die in de grot van Lourdes verschijnt aan Bernadette. De prent is omlijst met echte schelpen, waarschijnlijk een stukje huisvlijt van een fervente Maria-vereerder. Er kan zelfs een lampje achter branden, maar dat moet ik nog opnieuw installeren. Ik heb deze Lourdes-trofee op een prominente plaats opgehangen, boven mijn bureau in de huiskamer. Gerard Reve had zijn ‘Mariabeeld schoenmaat 38’. Ik heb nu mijn ‘lichtgevend Lourdespanorama met schelpen.’
Ook mijn ouders hadden iets met Lourdes. In de jaren twintig ging mijn moeder als ziekenverzorgster mee met de jaarlijkse treinbedevaart. En toen mijn ouders 25 jaar getrouwd waren gingen ze wederom naar Lourdes, maar nu met de touringcar van Jacques van Dijk. Dat was in 1958, toen het eeuwfeest werd gevierd van de Maria-verschijningen, alweer ruim een halve eeuw geleden dus. Een paar jaar later reed ik met ze mee in de Fiat 600 D, waarover ik ooit verslag heb gedaan in mijn verhaal ‘Het was in Nevers’.
Lourdes heeft iets. De lichtprocessie met lampionnen en het Ave Maria, dat in alle talen telkens maar weer werd gezongen, heeft als kind een diepe indruk op mij gemaakt. Natuurlijk, de rest van de stad is totaal vergeven van het toerisme. Sterker nog, het is een karikatuur geworden van het hedendaagse massatoerisme, maar juist daardoor – omdat het compleet over de top is – kun je hier nog iets gewaarworden van wat ooit het Rijke Roomse leven is geweest. Sterker nog, Lourdes is bij uitstek het product daarvan. Lourdes onthult de historische verwantschap tussen de pelgrim uit het verleden en de hedendaagse toerist. De bezoekers van de Pyreneeën zochten het verhevene van het landschap en het exotische van de bevolking, wat juist in deze onherbergzame uithoek van Europa nog volop te vinden was.
Het ontstaan van Lourdes als bedevaartplaats vormde in feite een religieuze vervulling van een veel dieper liggend verlangen van de bourgeoisie. Het was het verlangen naar een verloren gewaande betovering. Bernadette Soubirous was de onschuld ten top die alleen in een verlaten bergdorp van de Pyreneeën direct toegang tot het bovennatuurlijke kon krijgen. De verschijning van Maria was dan ook tevens een oerkracht van de aarde. De zuiverheid van de natuur werd gezien als een heilig tegengif tegen het materialisme van de moderne tijd. En naarmate de secularisering van de wereld verder om zich heen greep, werd de helende werking van de natuur steeds meer verzelfstandigd tot een onaantastbare waarde om tenslotte te eindigen als een eigentijdse mythe van de moderniteit.
Ook de pracht en praal van het Rijke Roomse leven zijn in de negentiende eeuw ontstaan, tegen de verdrukking in van wetenschap en positivisme. De overlevingsdrang van een bedreigde geloofsgemeenschap leidde tot een hang naar traditie en een herstel van collectieve rituelen. De ideale samenleving werd in een ver verleden gezocht, in de tijd van organieke verbanden en spirituele samenhang. Het bovennatuurlijke werd ingezet als medicijn tegen de ontheiliging van de wereld. Kortom, een wondermiddel bij uitstek.
Het spectaculaire succes van Lourdes was niet alleen gebaseerd op een goed geregisseerde mythe van onschuld, maar vooral op een maatschappelijke constructie die een genezende uitwerking had op de trauma’s van de vooruitgang. Lourdes was het Roomse Mekka, maar ook een bron van het mededogen. Het gaf een bovennatuurlijke troost in een onttoverde wereld. Veel mensen zoeken die troost nog altijd door op bedevaart te gaan.
Jaren geleden zag ik een merkwaardige documentaire gezien op National Geographic: Sleeping beauties; the incorruptibles. Het ging over het raadselachtige fenomeen dat de lijken van sommige heiligen niet vergaan. Ze zijn ooit ongeschonden opgegraven en in glazen sarcofagen in allerlei kerken in Europa uitgestald. Sommigen zijn al eeuwen oud, anderen van meer recente datum. De meeste beroemde is natuurlijk Bernadette Soubirous, wier lichaam ruim een eeuw na haar dood nog in goede staat verkeert. Haar lelieblanke gelaat is nog altijd in Nevers te bewonderen. Ze ligt daar als Sneeuwwitje die wacht om ooit door een prins te worden wakker gekust.
Wetenschappers hebben gezocht naar verklaringen. Zo is er natuurlijk de techniek van het balsemen, waar men in de negentiende eeuw zeer bedreven in raakte. Het bloed wordt dan uit het lijk weggepompt en vervangen door een balsemvloeistof die het hele lichaam conserveert. Het balsemen laat het spoor na van een incisie in de hals. Maar er zijn ook andere verklaringen mogelijk, zoals ‘natuurlijke mummificatie’ door uitzonderlijke klimatologische of geologische omstandigheden (het Wiuwert-fenomeen). Het lijk droogt dan op een natuurlijke wijze geheel uit en zal hooguit wat gaan verschrompelen. En derde verklaring is het fenomeen van ‘verzeping’. In dat geval zetten de natuurlijke lichaamsvetten zich spontaan om in een soort zeep en krijgt het lijk een ‘was-achtig’ aanzien.
Het stoffelijk overschot van Bernadette is veruit het meest spectaculair, omdat het geheel ongeschonden lijkt. Volgens de overlevering is hier niet sprake geweest van balsemen, wat haast niet voor te stellen is, maar er schijnen bewijzen te zijn. ‘Verzeping’ is dus de meest plausibele oorzaak, wat ook het ‘was-achtig’ karakter van het gezicht verklaart. “Poupée de cire’, zo heb ik Bernadette genoemd in mijn verhaal Het was in Nevers. Hoewel de documentaire over ‘de onvergankelijken’ op wetenschappelijk onderzoek was gebaseerd, bleef één vraag onbesproken. Hoe is het te verklaren dat het vaak de lijken van heiligen zijn die spontaan gaan verzepen?
De macabere fascinatie voor de erotiek van een dood vrouwenlichaam is eigen aan de negentiende eeuw. Niet alleen in de literatuur komt die fascinatie tot uiting, maar ook in de medische wetenschap. Het medisch onderwijs maakte in toenemende mate gebruik van anatomische demonstraties aan de hand van lijkschouwingen op vrouwenlichamen. Het vrouwenlichaam was in die tijd een ‘duister continent’ beladen met allerlei mystieke en necrofiele connotaties.
Dit blijkt onder meer uit de wasmodellen die in de negentiende eeuw voor didactische doeleinden werden vervaardigd. Deze zijn vaak uitgesproken erotisch en met sieraden opgesmukt De overeenkomst tussen het ‘verzeepte’ (of gemummificeerde) lichaam van Bernadette en dit soort medische modellen kan geen toeval zijn. Beide wijzen op een necrofiele onderstroom die in de Romantiek aanwezig was.
Tegenwoordig worden de wonderbaarlijke genezingen in Lourdes vrij algemeen als een vorm van bijgeloof beschouwd, thuis horend tussen huilende Madonnabeelden en andere hysterische uitwassen van volksgeloof. Maar in de negentiende eeuw lag dat anders. De genezingen van Lourdes werden serieus genomen ook door een deel van de medische wetenschap. Sterker nog, het ontstaan van het fenomeen Lourdes was een reactie op het overtrokken zelfvertrouwen van het negentiende eeuwse positivisme en materialisme. ‘Ohne Kohlstoff keine Gedanken,’ zo luidde de materialistische mantra, maar haaks daarop stond het besef dat materie en geest meer onderlinge verbanden hadden dan het verstand kon bevroeden.
Het mesmerisme had al rond 1800 onverklaarbare verbanden tussen lichaam en geest aan het licht gebracht. Maar de groeiende kloof tussen natuurwetenschap en geesteswetenschap was het drama dat zich juist in de negentiende eeuw voltrok. Dat leidde overigens niet tot een verwerping van het bovennatuurlijke. Integendeel, het ontstaan van de psychoanalyse rond 1900 was schatplichtig aan de fascinatie voor de vroeg moderne vormen van religieuze extase en alles wat daarmee in het lichaam zelf gepaard kon gaan. Jung bijvoorbeeld nam het spiritisme aanvankelijk zeer serieus. Er werd rond 1900 heel wat gespeculeerd over het rijk van de geest dat het lichaam kan transformeren en dus ook genezen.
De transformatie van het zelf door toedoen van het bovennatuurlijke, dat was iets wat men niet begreep, maar waar men wel belang aan hechtte. Patiënten kunnen zichzelf in de omgeving van bedevaartgangers omvormen tot een nieuwe identiteit, een nieuwe persoonlijkheid, een proces dat ingrijpende veranderingen in het lichaam teweeg kan brengen. Zelfs verlammingen kunnen op deze wijze worden doorbroken. Gezwellen kunnen verschrompelen. Een zieke verandert plotseling van een passief object van medische aandacht in een lijdende, maar intens levende mens die verlossing zoekt.
Het lijden is een woekerplant die zich vasthecht aan de ziel. Maar het lijden heeft ook een positieve waarde. Dat is de verborgen en vaak vergeten boodschap van Lourdes. Het is niet alleen een religieus heiligdom met een genezende bron, die een heidense voorgeschiedenis kent, maar ook een collectief ervaren krachtbron van spirituele lichaamsbeleving. Het katholicisme heeft aan het lichaam altijd grote waarde gehecht. Niet voor niets zal de opstanding na het Laatste Oordeel plaatsvinden in een hernieuwd lichaam, maar ook met een hernieuwd hart.
Dat is het hernieuwde hart, waar ik in Lourdes naar op zoek was. En nu eens te meer. Transcendentie is een zaak van het hart en niet van het hoofd.