Marijke in Lourdes, mei 2012
Zij is niet ‘het moederlijk gelaat van God’ (Leonardo Boff) in de zin van een vierde dimensie of persoon in God (Gerard Reve). Het is ook niet zo, alsof er aan Gods menslievendheid en zijn betrokkenheid op mensen iets zou ontbreken – hetgeen dan door Maria zou worden aan gedragen. Maar dat doet er niets aan af, dat zij juist als moeder een eigen zeggingskracht heeft. De moeder heeft een aparte relatie tot het leven. Ze manifesteert zowel de ontvankelijkheid voor nieuw leven als de afhankelijkheid van Gods creativiteit. Dat het leven een pure gave is (creatio ex nihilo) en juist in afhankelijkheid daarvan zelf het leven kan dra gen en voeden, wordt in haar zichtbaar. En dat terwijl zij broos en sterfelijk is en blijft. De band van mensen met hun moeder is dan ook heel speciaal. Zij symboliseert zowel de kwetsbaarheid van her bestaan als de positieve rijkdom ervan. Zij drukt uit, dat leven en heil van Godswege niet voorbijgaat aan de afgrondelijke broosheid van de werkelijkheid.
Aldus Wiel Logister in zijn artikel De herontdekking van Maria dat verscheen in de bundel Op bedevaart in Nederland, Betekenis en toekomst van de regionale bedevaart (2006). Logister is hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Faculteit in Tilburg. Het boek is een verslag van een symposium dat in 2005 werd gehouden naar aanleiding van de honderdjarige opleving van de devotie van Onze Lieve Vrouw ter Nood in Heiloo. Deze devotie stamt al in de zestiende eeuw, maar zakte weg in de tijd van de Reformatie.
In 2005 beleefde Heiloo een doorstart als bedevaartplaats door de ontdekking van een bron. Het boek doet onderzoek naar het wel een wee van regionale bedevaartplaatsen in Nederland, waarbij ook de ervaringen die zijn opgedaan in Dokkum en Wittem zijn meegenomen. Er zijn talloze bedevaartplaatsen van Maria in de wereld, grote en kleine. Maria kent duizend namen, zo zingt men in Vlaanderen.
In de jaren zestig van de vorige eeuw leek het met de Mariadevotie snel bergafwaarts te gaan. Nederlandse theologen hebben in de laatste decennia gezwegen over Maria. Men sprak zelfs van een ‘mariale ijstijd’. Maar daar in de laatste twee decennia zit daar verandering in. De Mariaverering is weer terug zij het in andere vormen dan vroeger.
De hernieuwde belangstelling voor grote bedevaartplaatsen als Lourdes en Fátima diende zich al eerder aan, maar ook de regionale bedevaartplaats zit in de lift. In Heiloo komen tegenwoordig weer zo’n 70.000 mensen per jaar. Vandaar het onderzoek naar de oorzaken. Dat onderzoek wordt niet alleen door theologen en godsdienstwetenschappers uitgevoerd, maar ook door volkskundigen en cultureel-antropologen in het kader van de zogeheten ‘ritual studies’. Er is een nieuwe aandacht gekomen voor het ritueel in het publieke domein. Men spreekt zelfs van een wildgroei van nieuwe rituelen.
Binnen de hernieuwde belangstelling voor het ritueel in de samenleving is ook de bedevaart in een nieuw licht komen te staan. Dit fenomeen wordt tegenwoordig vaak opgevat als een metafoor die staat voor een rituele vorm van bezinning los van zijn oorspronkelijke religieuze context. Deze bredere belangstelling voor de bedevaart kan ook in verband worden gebracht met de opkomst van de civil religion (publieke religie), een begrip dat staat voor de collectieve beleving van een samenhangend geheel van waarden, dat seculier van aard is maar een semi-religieuze gedaante kan aannemen is en samenleving die gekenmerkt wordt door versplintering en individualisme.
De tendens naar populisme en post-democratische, zo niet totalitaire regeringsvormen, gekoppeld aan een neoliberale economische politiek is eigen aan onze tijd. Oude maatschappelijke vormen van solidariteit verdwijnen als sneeuw voor de zon zonder dat daar nieuwe voor in de plaats komen. De waarde van het individu wordt zwaar overgewaardeerd en tegelijk neemt het verlangen naar een identiteit, die in een historische gemeenschap geworteld is, alleen maar toe. We beleven een tijd van het grote heimwee naar geborgenheid. De herontdekking van het collectieve ritueel voltrekt zich tegen de achtergrond van dat heimwee. Ze gaat gelijk op met een stijgende belangstelling voor de meer traditionele, religieuze vormen van pelgrimage en Mariaverering.
De belangstelling voor de Mariadevotie past in deze bredere trend van de herontdekking van de bedevaart. Deze Mariaverering komt van onderop, vanuit het volk. In feite is dat altijd al zo geweest, al had het kerkelijk gezag van oudsher een sterke stem in het kapittel. In de negentiende eeuw werd de Mariaverering aangemoedigd door het Vaticaan in haar offensief tegen de moderne wetenschap en het opkomend materialisme.
Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1963-1965) echter is de macht van de kerkelijke hiërarchie behoorlijk gekelderd. Bovendien wilde men van bovenaf juist een andere Mariaverering. In 1974 merkte paus Paulus VI in zijn uitvoerig herderlijk schrijven Mariacultus op, dat de devotie van Maria niet mag blijven steken in de sociaal-culturele schema’s van het verleden.
Onze tijd vraagt om een godsbeleving en een Mariaverering die vrij is van infantilisme en met twee benen op de soms zo harde werkelijkheid van het leven staat. Juist dat oude beeld van de Mariaverering was na de oorlog onder druk komen te staan. Ook de oecumenische beweging werkte niet in het voordeel van Maria. De protestanten hebben van oudsher niet veel op met Maria. Alleen Christus (solus Christus) en alleen door genade (sola gratia) luidt het devies.
Maar ook binnen protestantse kringen groeit de belangstelling voor de katholieke Mariaverering. Binnen het gehele christendom is er behoefte aan liturgische verandering, aan vormen van goddelijke presentie en de collectieve beleving daarvan. Bovendien worden in de hedendaagse Mariaverering andere accenten gelegd. Er komt meer aandacht voor Maria als een vrouw die midden in het leven staat. Midden tussen de gelovigen ‘meelevend met het kreunen van de wereld.’ Zij wordt nu meer vereerd in haar rol van de Piéta, dan als de Moeder Gods, waarmee tegemoet gekomen wordt aan de feministische kritiek op de Mariaverering, waarin het traditionele beeld van de vrouw als moeder de boventoon voerde.
De belangrijkste feministische studie over Maria verscheen in 1976 van de hand van Marina Warner: Alone of all her sex, the myth and cult of virgin Mary. Gerard Reve heeft met Marina Warner enige tijd gecorrespondeerd. Zij onderzocht de verschillende facetten van de Mariacultus van het vroege christendom tot op de dag van vandaag.
Het artikel van Wiel Logister De herontdekking van Maria vormt in zekere zin een vervolg op de feministische studie van Warner. Het beeld van Maria is aan het schuiven. Vooral barmhartigheid wordt nu een kenmerk van haar. Maria wordt een sterke en uitdagende vrouw. Toch blijft zij tegelijk ook de aartsmoeder, het archetype van het moederschap, kortom: de nieuwe Eva. Zoals Christus de tweede Adam was, zo wordt Maria de tweede Eva. Zij kent niet de ongehoorzaamheid van Eva, maar een verlossende en bevrijdende werking, evenals Christus. In die zin is zij universeel en boven-historisch, terwijl zij tegelijk een historisch gestalte is. Zij staat voor de unieke presentie van God in het meest aardse dat denkbaar is: de vrouw als moeder.
De moderne mens heeft moeite met die vorm symbolische samenhang ten gevolge van een uit het lood geslagen visie op het individu. Maria is meer dan een individuele persoon van een bepaalde tijd en een bepaalde plaats. Zij is geen godin, of een nieuw beeld van God als vrouw, maar de Moeder van God zelf, de theotokos, een anomalie waar het katholicisme patent op heeft. In Heiloo komt die combinatie van nieuwe Mariabeelden bij uitstek samen in de herwaardering met de bron van levend water als symbool van de hoop en de christelijke doop.
In zijn artikel noemt Logister de naam van Gerard Reve éénmaal. Niet dat hij het met zijn ideeën over Maria eens is – hij neemt juist afstand van Reves jungiaanse visie op Maria als Vierde Persoon Gods – maar wellicht als stil eerbetoon aan deze schrijver, die vooral voor de Mariadevotie van Onze Lieve Vrouw ter Nood in Heiloo altijd zo’n grote belangstelling heeft gehad. Juist in de jaren zestig, toen deze verering voor eens en altijd op haar retour leek te zijn.