De museale snelweg af
Karel Schampers (rechts) en ik, 1975.
Karel en ik studeerden kunstgeschiedenis in Amsterdam, huurden ieder een tijdje een studentenflat in Diemen, bezochten samen Peggy Guggenheim in Venetië in 1971 (waar hij jaren later de Nederlandse inzending voor de Biënnale mocht verzorgen). En daarna gingen we onze eigen weg. Karel heeft een carrière van dertig jaar in de Nederlandse kunstwereld achter de rug, waarin hij heel wat hoger wist te vliegen dan ik. Zo was hij conservator in het Stedelijk Museum en hoofdconservator moderne kunst in Boymans van Beuningen. ‘Al die jaren gold Schampers als een echte kunstenaarsdirecteur en conservator,’ zo werd hij bij zijn afscheid in de Volkskrant getypeerd. ‘Hij gaf kunstenaars grote vrijheid hun tentoonstellingen zo experimenteel mogelijk in te richten.’
Dit en meer schreef ik twee jaar gelden op mijn weblog over Karel Schampers. (zie: hier) Eergisteren was Karel even in Leeuwarden. Hij was even ‘De museale snelweg af.’ Dat is de titel van zijn onlangs verschenen boek. Een prachtige gids langs kleine en bijna vergeten musea in België en Noord-Frankrik. Het is een tegendraads boek in deze rijden van museale blockbusters, crowdcontrol en citymarketing. In de Volkskrant verscheen een lovende recensie van Rutger Pontzen die schreef:
‘Met een keuze van bijna veertig instellingen, privé en door de overheid gefinancierd, probeert hij de monocultuur van grote musea open te breken; de hegemonie van de bekende en verantwoorde collecties die tot de canon van de kunstgeschiedenis behoren en waar de toeristen tegenwoordig en masse op af komen.’
Als museumdirecteur en conservator ging Karel altijd voor de inhoud. Dat is in de culturele wereld van tegenwoordig een zeldzaamheid geworden. Daarover spaken wij eergisteren uitvoerig met elkaar. Karel had mij uitgenodigd voor een etentje, nadat hij op mijn blog had gelezen over het overlijden van Marijke. Hij was onderweg langs kleine musea in Friesland, Groningen en Noord–Duitsland, wat het onderwerp gaat worden van zijn tweede boek.
Maar we spraken niet alleen over kunst, maar ook over onze studententijd in de jaren zeventig in Amsterdam. Over het Kunsthistorisch Instituut op het Museumplein, waar we tussen de middag altijd voetbalden. We spraken over Willem en Ingrid, Erik en al die anderen. Lieske Tibbe en Bertje Donker bijvoorbeeld, waar zijn ze gebleven? Doris Wintgens is ook al weg bij De Lakenhal Leiden. En Jan Jaap Heij zit al een tijdje niet meer bij het Drents Museum. En die malle, bloedserieuze Hessel Miedema, met wie we samen in Venetië waren, ja die leeft nog steeds…
Maar we spraken natuurlijk ook over Marijke die Karel in de jaren zeventig nog goed heeft gekend. Hij herinnerde haar als brutaal en recht door zee, als iemand die zich door niemand opzij liet zetten. Ik hoorde ook heel wat verhalen uit de museumwereld. Over Wim Pijbes bijvoorbeeld, waarom het mis ging met hem in Museum Voorlinden. Maar ook over Wim van Krimpen die Karel in Rotterdam goed leerde kennen. En niet te vergeten Gerard Reve die hij persoonlijk gekend heeft tijdens diens Schiedamse periode.
We ontdekten zelfs gemeenschappelijke gewoonten. Karel leest nog vaak Homerus, en ik Augustinus. We koesteren alle twee de nostalgie naar een gelukkige, roomse jeugd. En ondanks dat wij onszelf als agnost beschouwen, dragen we ook beiden Maria-prentjes van bedevaartplaatsen in onze portemonnee.
Het was al laat in de avond trein na vele glazen wijn en Belgisch bier afscheid namen op het Gouverneursplein waar Karel zijn hotel opzocht. Ik had inmiddels zijn boek Weg van de snelweg van hem meegekregen. Maar ook een klein boekje dat hij onlangs in eigen beheer heeft uitgegeven: Woordenlijst van mijn jeugd. Het is een lijst met woorden die onlosmakelijk verbonden zijn met zijn jeugd, en waarvan hij had gemerkt dat ze voor zijn dochter volstrekte geheimtaal waren geworden.
Dat is het lot van het ouder worden. Zelfs de gewoonste woorden die je spreekt worden vroeg of laat ouderwets of verdwijnen gewoon. Het is zelfs nog erger, je ideeën en idealen worden ook ouderwets. Wie gaat er tegenwoordig nog voor de inhoud?