Les Dentelles
‘In ons brein schijnt een bijzonder gebied te bestaan dat je het poëtisch geheugen zou kunnen noemen en dat registreert wat ons heeft betoverd, ontroerd, wat ons leven mooi heeft gemaakt.’
Aldus schrijft Milan Kundera in zijn roman De ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Ik zou dat gebied op een hersenscan wel eens in beeld willen zien. Dan zou ik kunnen nagaan of het samenvalt met mijn herinneringen aan de eindeloze jaren zeventig. Back to the seventies, dat is in tegenwoordig. Van de week zag ik in het Historisch Centrum Leeuwarden de tentoonstelling van fotograaf Paul Janssen met beelden uit die roerige periode. Dankzij de jaren zeventig zijn we nu vertrouwd met fenomenen als inspraakprocedures, studentenacties, vrouwenemancipatie, het openbare groepsdebat en de permanente educatie.
Samen met al die bakkebaarden van toen zijn ook heel wat idealen verdwenen. Het was een tijd van polarisatie. De bomen groeiden nog tot in de hemel. Er bestond nog een alternatief. Tegenwoordig lijkt elke uithoek van het bewustzijn te worden gekoloniseerd door het mondiale spektakel van nep-nieuws. En toch, ook the seventies kenden hun benauwenis. Het was ook een tijd van nostalgie, ondanks alle vernieuwingsdrang. ‘Still crazy after all those years’, ‘Killing me softly’, ‘Vluchten kan niet meer’, schreef Annie M.G. Schmidt. En elke zondagmiddag daalde laag boven Buitenveldert gierend een DC 9.
Op de foto hierboven is het juli 1975. Marijke en ik brachten onze vakantie door in een huisje in Rasteau. Dat is een dorp op de top van een heuvel, even ten noorden van Carpentras en vijf kilometer ten oosten van Vaison-la-Romaine. Zo’n twintig kilometer verderop ligt Le Poët-Laval, waar Gerard Reve destijds druk aan het bouwen was, niet ver van zijn Geheime Landgoed op de berg. Maar dat wist ik toen nog niet. Ik had in die tijd helemaal niets met Reve. We waren met de trein gekomen en het laatste stukje met de streekbus. Zo reden we ook door Châteauneuf du Pape, een onooglijk plaatsje waar de mooiste wijnen van Frankrijk vandaan komen.
Rasteau is een idyllisch dorpje, gebouwd op een heuvelrug met uitzicht op een riviertje. Het heeft een kerkje, een begraafplaats en eindeloze wijngaarden in de omgeving. Elke dag gingen we het paadje de heuvel af, op weg naar de rivier waar forellen zwommen in de sterke stroming. Uit het slaapkamerraam kon je in de verte een kant-achtige bergkam zien, die heel toepasselijk Les Dentelles heet. Het gebergte bestaat uit meer dan duizend smalle uitstekende pieken, waardoor het gemaakt lijkt uit ‘kant’ (dentelles). Ook het truitje van Marijke is afgezet met kant, waardoor een wonderlijk beeldrijm is ontstaan.
Ze draagt een zilveren collier dat is ingelegd met emaille. Het heeft de vorm van een pelikaan. Ook dit sieraad kocht ze in het zilverwinkeltje in de Langebrugsteeg waar ze graag kwam. De leren riem om haar schouder hoort bij een eenvoudige leren tas. Die had ze van ’t Honk, een Deens design-winkel in de Linnaeusstraat die mooie spullen verkocht in die tijd. Ze was gehecht aan die tas. Toen hij versleten was kocht ze precies dezelfde, ook bij ’t Honk.
Er was maar één restaurantje in het dorp, maar daar serveerden ze tussen de middag wel een maaltijd van zestien gangen. Zodra de wijn op was kwam er een nieuwe karaf op tafel, en als het geregend had kregen we verse slakken die zo uit de wijngaarden kwamen. ’s Avonds gingen we samen het dorpje in om nog wat te drinken in een cafeetje op het plein. Bij elk glas wijn werd het Frans van Marijke vloeiender. Ze had trouwens nooit moeite om zich in Frankrijk verstaanbaar te maken. Ze sprak de taal van het hart en die is universeel.
Als we terugliepen kwamen we altijd een oud mannetje tegen dat op een stoel zat voor zijn huis. ‘Bonsoir,’ zeiden we dan. Dat zei hij dan ook, en elke avond klonk zijn antwoord luider en luider. Marijke had het hart van alle dorpsbewoners gewonnen, ook van deze. Eén voor één, huis voor huis….