Waar geen wil is, is een weg

Zondagmiddag in Amsterdam (foto: Renate Mous)

Vandaag heb ik een brief geschreven aan Anne Wadman. Dat is wat vreemd, een brief schrijven aan een dode. Maar het was ook niet mijn idee. Ik deed het in opdracht van Omrop Fryslân die in samenwerking met Tresoar een documentaire laat maken over Friese literatuur.

In juli moet ik het Arkje van Rink van der Velde gaan zitten en daar net doen of ik die brief aan het schrijven ben. Twee andere schrijvers krijgen ook deze opdracht. Zij doen het in het Fries, ik in het Nederlands. Deze documentaire moet in december klaar zijn en zal in januari volgend jaar – bij het begin van CH 2018 – in het programma Fryslân Dok worden uitgezonden op Nederland 1. Ook zal hij in 2018 een jaar lang – ondertiteld in het Engels – voor alle bezoekers van de ‘kulturele haedstêd’ te zien zijn in Tresoar.

Ik heb niet zo gauw last van een writersblock, maar ik moet eerlijk bekennen dat deze klus mij niet gemakkelijk afging. Je schrijft een brief aan een dode, in de wetenschap dat hij nooit gelezen zal worden door degene aan wie de brief is gericht, maar wel door ontelbaar veel andere mensen.

Bovendien had ik moeite met het besef dat het schrijven van deze brief niet mijn eigen idee is geweest. Hoe kun je eerlijk en oprecht zijn, als je iets moet doen wat anderen hebben bedacht? De spontaniteit is dan zoek. Het schrijven wordt een plicht, een taak die je op je hebt genomen.

En tegelijk bedacht ik hoe betrekkelijk deze gedachte eigenlijk is. Hij zegt iets over onze westerse opvatting van eerlijkheid en spontaniteit, maar die is cultuurgebonden. In zijn boek Waar geen wil is, is een weg (2016)  schrijft Henk Oosterling over de verschillen en overeenkomsten in de Japanse en de westerse filosofie.

‘Westerlingen,’ zo stelt  hij, ‘zien oprechtheid en authenticiteit als kwaliteiten van een uniek individu. Japanners noemen een daad oprecht en waarachtig als deze louter wordt gevoed door plichtsbesef – giri – en elk natuurlijk menselijk gevoel – ninjo – achter zich laat.’ Kortom, misschien moest ik helemaal niet eerlijk en oprecht willen zijn. Waar geen wil is, is een weg.

Hoe dan ook, om inspiratie te vinden, ben ik eerst maar weer eens gaan wandelen. Dat doe ik de laatste tijd veel, zomaar een eind in de wilde weg. Afgelopen zondag heb ik zeker 20 kilometer door Amsterdam gelopen. Al lopend kom je vaak op de raarste gedachten die dan spontaan in je opkomen. Zo kwam ook de tekst van deze brief aan Anne Wadman onder het lopen als vanzelf tot stand.

Thuisgekomen had ik zomaar ineens duizend woorden op papier. Dat gaf weer een nieuw probleem, want daarvan moesten er zeshonderd worden geschrapt. Vaak is schrappen nog moeilijker dan schrijven. Kill your darlings, dat is niet iets waar ik sterk in ben. Het uiteindelijke resultaat is dan ook een heel andere brief geworden dan ik eigenlijk had willen schrijven. Veel minder persoonlijk ook.

Ik had willen schrijven over de liefde en de dood, want dat zou een dode schrijver wel interesseren, zo dacht ik. Maar ja, al die bezoekers volgend jaar, die hebben daar geen boodschap aan. Die komen niet voor de de liefde en de dood. Waar komen ze dan wel voor?

Tja, daar vraag je wat.

Toen ik bijna klaar was met mijn brief, werd er gebeld. Alfred H. Stucki was aan de deur. Er stonden tranen in zijn ogen en hij had treurig nieuws. Ik wenste hem veel sterkte.

‘Je moet vandaag maar eens niet over Marijke schrijven op je blog,’ zei hij bij het weggaan.

‘Dat zeg ik elke dag tegen mezelf,’ zei ik. ‘En toch kom ik er telkens weer op uit.’