Er is iets raars aan de hand met het christendom. Wat begonnen was als een revolutionair programma van een charismatische duiveluitdrijver, werd al gauw een mysteriegodsdienst van een profeet die geacht werd de geïncarneerde Zoon van God te zijn. Sindsdien is in al die eeuwen die nog zouden volgen het mysterie sterker gebleken dan de solidariteit. En toch, als het christendom ooit van de aardbodem zou verdwijnen, dan zouden de archeologen in een toekomstig millennium toch vooral gefascineerd raken door het radicale karakter van deze religie van de mateloze liefde, en niet door het ondoorgrondelijke mysterie ervan. De verlossende Christus van het christendom was een doekje voor het bloeden. Wie God zoekt moet hem verlaten. Ontmoeten is loslaten. De ware aankomst voltrekt zich pas als je de verwachting laat varen dat je ooit nog eens ergens zult arriveren. Liefde is blind. God is goddeloos. Geloven kun je alleen tegen beter weten in. Bijvoorbeeld door een brief aan de hemel zonder adres op de bus te doen.