Toeval en het gemis

‘Ik heb eens een droomvisioen gehad waarbij het plafond boven mijn bed zich opeens opende. Terwijl ik opsteeg zag ik mijn eigen lichaam liggen. Ik vloog, sneller dan het geluid, een pikzwarte nacht in en ontdekte heel in de verte een klein lichtje waar ik op afging. Via een met minuscule lampjes verlichte tunnel bereikte ik een schitterende tuin waar ik op een bankje ging zitten. De kleuren waren fantastisch, nooit eerder had ik vogels zo mooi horen fluiten. Hier wilde ik wel blijven, maar toen realiseerde ik me dat ik eerst nog een tijd bij mijn vrouw wilde zijn en nog een heleboel potjes wilde maken, want als beeldend kunstenaar heb ik me gespecialiseerd in keramiek. Op dat moment viel ik met een smak terug in mijn lichaam. Nadat ik was ontwaakt had ik een opgetogen gevoel over wat mij tijdens deze uittreding was overkomen. Het was zo zuiver en realistisch geweest, ik dacht: dat bankje blijft daar op mij wachten, mij kan niets overkomen.’

Dit las ik gisteren in de trein naar Utrecht in de bijlage Zomertijd van het dagblad Trouw van zaterdag j.l. De woorden zijn van de 82-jarige keramist Han Boerrigter. Ik ben niet geabonneerd op Trouw. maar ik vond deze bijlage op de bank waar ik toevallig was gaan zitten.

Het was een mooi verhaal. Het gaat over de vader van Han Boerrigter die in de oorlog in het verzet heeft gezeten en in 1942 werd gefusilleerd. Ondanks het gemis heeft Han Boerrigter altijd het gevoel gehouden dat de geest van zijn vader bij hem was. Heel zijn leven was hij een soort beschermengel voor hem. Vaak gebeurden er dingen in zijn leven die anderen ’toeval’ noemen.

Ik herkende iets in dit verhaal. Een blijvend gemis creëert een gevoeligheid voor het toeval. De afwezigheid van degene die gemist wordt vult zich keer op keer met het onmogelijke van een ophanden zijnde ontmoeting. Ik scheurde de pagina los van de bijlage en deed hem in mijn tas. De rest van de bijlage stopte ik achter het opklapbare tafeltje op de treinstoel voor me.

Op de terugweg ging ik weer bij het raam zitten. Ik klapte het tafeltje voor me open en zag wederom de bijlage Zomertijd van het dagblad Trouw. Die krant wordt goed gelezen, dacht ik nog. Ik sloeg de bijlage open en zag dat het verhaal van Han Boerrigter eruit was gescheurd. Opeens besefte ik dat ik op niet alleen in hetzelfde treinstel zat, maar ook precies op dezelfde stoel als op de heenreis.

Puur toeval? Het deed me denken aan iets wat mijn vader ooit is overkomen. Hij moest voor zijn werk met een collega naar Maastricht, maar hij versliep zich waardoor hij de trein miste. Toen hij twee uur later alsnog in de trein zat, kwam zijn collega – die zich ook had verslapen– precies tegenover hem zitten.

Zelf heb ik ooit eens mijn portemonnee verloren in een bus. Gelukkig had ik mijn kaartje in het zakje van mijn overhemd gestopt, zodat ik nog wel weer terug kon reizen. Toen ik op dezelfde bank ging zitten als op de heenreis, zag ik dat mijn portemonnee in een spleet tussen de bank zat.

Het zijn frappante voorbeelden van puur toeval. Toch vind ik het verhaal van gisteren nog mooier. Het is  toeval in het kwadraat. Het levensverhaal van Boerrigter gaat immers ook over toeval. Telkens weer is het voor hem toeval dat geen toeval is. Ik ben niet bijgelovig, maar misschien was dit verhaal toevallig ook voor mij bestemd.