Kuifje en de roze diamant
Gisteren heb ik weer aandachtig zitten kijken naar de aankomst van de Tour in Parijs. Elk jaar weer probeer ik een glimp van die stad op te vangen. De boulevards, de Seine, het Louvre, de top van de obelisk op de Place de la Concorde, al die straten en pleinen die geïmpregneerd zijn met herinneringen. En dan ook nog eens een Nederlandse winnaar. Dylan Groenewegen…
Op 30 september 2015 was ik samen met Marijke in Parijs. Eén middag slechts. Een Nederlandstalige gids, die al dertig jaar in Parijs woonde, leidde ons rond, eerst met de touringcar en daarna te voet. Ze stapte in op het Place de la Bastille. Daar wees ze op de Boulevard Richard-Lenoir en herinnerde ons aan de aanslag in januari daarvoor op het redactiekantoor van Charly Hebdo, daar niet ver vandaan.
Achteraf zou blijken dat dit onze laatste gezamenlijke vakantie is geweest. Twee dagen voordat we vertrokken werd Marijke opeens niet lekker. Ze was misselijk en draaierig in haar hoofd. De dag daarop knapte ze weer op en wij zijn alsnog op reis gegaan. Achteraf werd duidelijk dat dit haar eerste kleine beroerte moet zijn geweest. Op 13 oktober volgde een tweede beroerte. Het waren de eerste signalen van een naderend einde dat precies een jaar na die laatste dag in Parijs zou volgen, op 30 september 2016.
Ook op donderdag 1 maart 1979 was ik samen met Marijke in Parijs. We waren vijf jaar getrouwd, dus een weekje er op uit. Ik ben in mijn leven een keer of tien in Parijs geweest, maar de meeste bezoeken vonden plaats in de de jaren zeventig, samen met Marijke. Bovenstaande foto is op 1 maart 1979 genomen en ademt ook helemaal de sfeer van the seventies. Last Tango in Paris. We hadden een klein hotelletje in de Rue Gay Lussac. Zo heette het hotel zelf ook. Het verkeerslawaai ging ‘s nachts gewoon door, maar wie maalt daarom als je in Parijs bent.
Gelukkig geen kakkerlakken op de kamer. Vijf jaar daarvoor, tijdens de huwelijksreis, was dat anders. ’s Ochtends toen ik wakker werd, zag ik allerlei donkere vlekjes op het behang. Ik had mijn bril niet op, dus ik zag niet precies wat het was. Maar opeens begonnen die vlekjes te bewegen. Het waren kakkerlakken die omhoog kropen van onder het bed. De gewaarschuwde hotelier kwam met een enorme spuit aanzetten, zodat der de lucht in de toch al benauwde kamer binnen de kortste keren totaal vergiftigd was door de DDT.
Alle appartementen in het oude Parijs hebben last van kakkerlakken, zo stelde hij ons gerust. Sindsdien kijk ik altijd eerst goed om me heen, voordat ik in Parijs in een hotelbed stap. Maar voor de rest was er niks te klagen. In de restaurants had je in die tijd een kleine jukebox aan je tafel waarop je alle nummers van Julien Clerc kon horen, muziek waarin heel de lamlendigheid van de tijdgeest neerdaalde in het heden. Mei ’68 leek een eeuwigheid geleden en Punk was er nog niet. Pas toen Jon Lennon werd vermoord, waren the seventies voorgoed voorbij.
Het witte jasje, dat ik op bovenstaande foto draag, had ik net die middag gekocht in een kleine boetiek. Het was meteen ook de laatste keer dat ik het droeg, want toen we uit Parijs vertrokken werd onze koffer gestolen op het Gare du Nord. Gelukkig kregen we later het geld terug van de verzekering, maar al onze kleren waren foetsie. Ook een heel mooi boek, dat ik gekocht had in Chantilly. Het ging over het getijdenboek Les Très Riches Heures du Duc de Berry dat in het kasteel van Chantilly wordt bewaard.
Marijke in Chantilly
De roze diamant van Chantilly
In het kasteel van Chantilly hebben we ook de beroemde roze diamant gezien die daar eenmaal per dag door een speciale suppoost in rokkostuum uit de kluis wordt gehaald. Op dat moment klinkt er een luide sirene in het kasteel en wordt de diamant heel even in een zwaar bewaakte vitrine geplaatst. Een kolderiek tafereel dat erg aan Kuifje doet denken.
In een diamant hebben de koolstofbindingen een viervlakstructuur waardoor de atomen in drie dimensies gebonden zijn. Dat verklaart deels de hardheid waar het mineraal zijn bekendheid aan dankt. Maar dat alles zegt nog niets over de berovende schittering die uitgaat van al die glanzende oppervlakken als een diamant zo groot is als die van Chantilly. Ik raakte verblind door dat stralende licht. Nooit in mijn leven had ik iets van nabij zo zien schitteren
Lichstralen schoten alle kanten op, maar stonden tegelijk ook stil in de ruimte. In dit wonderlijke veelvlak van licht leek de tijd te zijn gestold tot een eeuwigdurend nunc stans. Ik stelde me voor dat vanuit het centrum van deze kristalstructuur niet alleen het hele universum zich weerspiegelt, maar ook de harten van alle mensen die hierin leven, geleefd hebben of nog zullen leven. Kuifje en de roze diamant. Het boek bestaat niet, maar het verhaal zou ik zo kunnen verzinnen.