Rouwen in cirkels

We gaan dood. Allemaal! ‘ Dat roept Adelheid Roosen uit in de sterreclame van Yarden. Dat reclamespotje heeft nogal wat stof doen opwaaien. Veel mensen vonden het ongepast. Het werd in 2016 zelfs gekozen tot de slechtste reclamespot op de Nederlandse televisie. Ik begrijp dat niet. Ik heb het van begin af aan een mooi en moedig filmpje gevonden. Bijna een klein toneelstuk. Onlangs las ik op de site van Yarden dat het in oorsprong ook op het toneel is opgevoerd. Het script van deze reclamespot komt voort de eigen ervaringen Adelheid Roosen. Haar moeder had alzheimer. Daarom kende Adelheid haar moeders uitvaartwensen niet. Tijdens haar rouwverwerking heeft zij daar veel last van gehad. Het spotje was dus mede bedoeld als wijze raad om je eigen uitvaartwensen vast te leggen op papier om zo je nabestaanden geen onnodig leed te bezorgen.

Als je dat zo leest, is het toch ook weer een beetje eigenaardig. Als je afscheid moet nemen van een geliefde is dat al erg genoeg. Maar dit zou nog erger worden, als je niet weet hoe hij of zij haar uitvaart graag had gezien. Kan het misschien zo zijn, dat wij teveel belang zijn gaan hechten aan de nieuwe rituelen tijdens een uitvaart, en dat we om die reden achteraf problemen krijgen als we niet weten of we de overledene wel recht hebben gedaan? Werd de juiste muziek ten gehore gebracht? Waren er teveel of te weinig sprekers, of had er eigenlijk niemand mogen spreken? Werden de juiste foto’s geprojecteerd? Had hij of zij toch liever niet een uitvaart in de kerk gehad?

Die laatste vraag zal tegenwoordige zeker wel eens gesteld worden nu de kerken zo langzamerhand helemaal leeg lopen. De rituelen, die met een kerkelijke uitvaartdienst samenhingen, zijn daarmee ook verdwenen. Vroeger sprak een priester of een dominee bij een graf of tijdens een uitvaartdienst, maar wie moet die rol nu overnemen? De gelegenheidssprekers op begrafenissen zijn daar doorgaans niet voor in de wieg gelegd.

Ooit heb ik een uitvaartdienst meegemaakt war Pater van Kilsdonk het woord voerde. Je kunt van die nam zeggen wat je wilt, maar hij kon wel spreken. Onlangs las ik dat de Italiaans vertaling van het boek Dag jongen van licht is aangeboden aan Paus Franciscus. Pater Jan van Kilsdonk SJ begeleidde in zijn leven een groot aantal homoseksuele mannen bij hun stervensproces. Dat gebeurde vooral in de jaren tachtig toen de aidsepidemie in alle hevigheid toesloeg. In Dag jongen van licht (Addio ragazzo di luce in het Italiaans) zijn dertig toespraken gebundeld die hij heeft uitgesproken tijdens die afscheidsvieringen.

Pater van Kilsdonk verstond de kunst het oude religieuze ritueel te vernieuwen met eigen woorden en gebaren die ook werkelijk betekenis hebben. Bovendien wist hij troost te bieden in situaties waarin dat in feite vrijwel onmogelijk was. De nieuwe rituelen, die de laatste jaren rond de uitvaart zijn ontstaan, zijn weinig troost gevend. Wat heeft het voor zin om met zijn allen bloemblaadjes op een kist te gooien, als je weet dat die als eerste zullen verwelken. Als ik bij een begrafenis zie, dat zoiets van mij verlangd wordt, dan die ik daar bewust niet aan mee.

Het lijkt of we niet meer kunnen rouwen, zoals we ook vergeten zijn wat het is om zwaarmoedig te zijn. Depressie is een modewoord geworden, omdat we niet meer lijken te weten dat de melancholie bij het leven zelf hoort. Tegelijk is er een wildgroei ontstaan in nieuwe rituelen rond begrafenis en crematie, omdat het religieuze ritueel achter de horizon verdwenen is. In een totaal geseculariseerde wereld verliest het bestaan stilaan zijn ernst en zijn zwaarte. Dat verlies wordt het eerst zichtbaar daar waar de ernst en de zwaarte voorheen ook het zwaarst waren: in de zwaarmoedigheid en in de rouw.

De dood is in onze seculiere tijd gemedicaliseerd. Leven en dood, medisch-psychologische beschouwingen, zo heette het boek van Dr. A.J. Westerman Holstijn dat al voor de oorlog verscheen. Een goede dood was volgens hem een angstvrije dood. Geheel in het spoor van Freud koesterde hij geen enkele illusie over een leven na de dood. Sterven zag hij als een vorm van zelfopheffing. En die zelfopheffing diende goed te gebeuren. Leven is niet in de laatste plaats leren sterven. Sterven is een daad, sterker nog: een kunst. De ars moriendi is een muze die nog maar weinig volgelingen kent. Dat geldt eens temeer in onze seculiere tijd, waarin het idee van een voortbestaan na de dood voor veel mensen een illusie is geworden. Maar volgens Westerman Holstijn hoeft de dood van God geen belemmering te zijn om zelf waardig te kunnen sterven. Een illusie verliezen was volgens hem meer waard dan een waarheid vinden.

Zoals een mens zowel door de levensdrift als de doodsdrift wordt voortgedreven, zo zijn er volgens Westerman Holstijn ook in de natuur twee krachten werkzaam. In de levenloze natuur heerst de wet van de entropie. Je zou dat de fysische pendant van de doodsdrift kunnen noemen. Alles streeft naar zijn eigen opheffing, het verlies van ordening, het opgaan in de chaos, de uiteindelijke hittedood van het heelal. Maar het levensbeginsel is daaraan tegengesteld. De levende natuur heeft een intrinsieke gerichtheid op een doel. Elk levend organisme, van klein tot groot, wordt gekenmerkt door het voortdurend streven naar een harmonische evenwichtstoestand. De oude Grieken wisten dat al. De optimalisering van harmonie is eigen aan de levende natuur en de enige zin van het leven is het leven zelf. ‘Der Zweck des Lebens ist das Leben selbst,’ zei Goethe. Leven en dood worden zo een gesloten cirkel waarvan de lijn in zichzelf terugkeert. Een redenering waar geen speld tussen lijkt te krijgen. Maar hoe kun je je verzoenen met de dood, als het leven zelf de zin van het leven is?

Zoals de dood in deze seculiere tijd gemedicaliseerd is, zo is rouwen een psychologisch proces geworden dat zijn eigen wetmatigheden kent. Ontkenning, marchanderen, woede, verdriet, aanvaarding, zo luiden de vijf achtereenvolgende fasen van rouw die Elisabeth Kübler-Ross ooit heeft onderscheiden. Kübler-Ross, die in 2004 overleed, noemde zichzelf psychiater en thanatoloog. Ze had belangstelling voor alles wat van doen heeft met het sterven, de dood en het rouwproces. Ik weet niet of het rouwen altijd bij iedereen zo keurig in vijf fasen verloopt. Achteraf bezien heb ik niet een echte woede gekend, al zijn er zeker momenten geweest waarop mij opstandig heb gevoeld. Misschien komt het uitblijven van woede wel omdat Marijke zelf in het zicht van de dood geen enkel moment van opstandigheid liet blijken. ‘Waarom ik? En waarom zo vroeg?’ Dat heb ik haar niet horen zeggen.

Nu ik alles wat ik de laatste tijd heb opgeschreven een beetje aan het ordenen ben vallen me twee dingen op. Ten eerste herken ik eigenlijk maar vier fasen en niet vijf zoals Kübler-Ross. Die vier zijn: ontzetting, gevoel, verstand en verbeelding. Ten tweede: die vier fasen volgen elkaar niet lineair op, maar lopen voortdurend door elkaar heen als in een aanhoudende cirkelgang, een spiraal zo je wilt, telkens weer eindigend in de verbeelding. Zou er dan niet toch iets zijn? Iets van een hiernamaals, een voorbestaan, een metafysica van de hoop?

Dat terugkerend proces geeft mij vaak het gevoel dat ook de tijd in cirkels rondloopt. Telkens weer word ik teruggeworpen op dat ene moment van het afscheid, alsof de klok niet gewoon door wil lopen. En telkens weer stel ik me die ene vraag? Zou er dan niet toch iets zijn? Ik kan me heel goed indenken dat mensen na de dood in de kamer of zelfs in het huis van de overledene niets willen veranderen. Het verstrijken van de tijd is in zekere zin een bedreiging. De tijd moet stilstaan, net als de dode zelf. Dat houdt een gezond mens natuurlijk niet vol op den duur.

Ooit las ik over een man die zijn dochter verloren had bij een vliegtuigongeluk boven de Atlantische Oceaan. Hij kocht een huisje in Portugal met uitzicht op zee omdat hij alleen zo het gevoel had dat hij dicht bij zijn dochter kon blijven. Het is een vorm van magisch cirkel-denken dat eigen is aan de rouw. Ook hoorde ik eens over een vrouw die haar zoon verloren had in de oorlog. Hij was op de vlucht door de Duitsers doodgeschoten. De vrouw kwam dat verlies niet te boven en overleed niet lang daarna aan kanker. ‘Laat mij maar gaan,’ had ze gezegd. ’Als het zo moet, hoeft het voor mij niet meer.’

Onverwerkte rouw kan zelfs leiden tot een verkapte suïcide. Leven is bewegen tegen de stroom in en rouwen is dat zelfs in dubbele mate. Wie niet meer leven wil, laat zich gaan en niet zelden gaat hij of zij dan zelf ook. Dan sluit de cirkel zich voorgoed. Alleen hoop doet leven.