Gisteren ben ik begonnen om het kleine kamertje op de bovenverdieping eens uit te mesten. Daar stond een boekenkast met alle catalogi, vouwbladen, brochures, tijdschriften, doosjes , mappen en ringbanden met teksten die ik de afgelopen veertig jaar over Friese kunstenaars heb volgeschreven. Dat zijn er heel wat, honderden…
Anne Feddema heeft mij wel eens ‘het vleesgeworden voorwoord’ genoemd. Hoeveel woorden heb ik niet aan het werk van Friese kunstenaars gewijd? Ik zou het niet durven zeggen. Gênant veel in ieder geval. En wat heeft dat alles opgeleverd? Geen enkele kunstenaar is door mijn woorden wereldberoemd geworden. Hooguit een enkeling wereldberoemd in Friesland. Maar daar bleef het dan ook bij.
Voor die teksten werd ik nooit betaald, want kunstenaars hebben geen geld. Ik heb dat ook nooit een probleem gevonden. Meestal kreeg ik een vergoeding in natura, zoals een fles wijn en soms een fles cognac. Een enkele keer kreeg ik een klein kunstwerk. Dat is dan ook de reden waarom mijn benedenverdieping vol hangt met kleine kunstwerken. Het is de oogst van veertig jaar noeste arbeid van een vleesgeworden voorwoord.
Maar wat moet er nu met al die gedrukte teksten gebeuren? Er was een tijd dat ik ze met naam en toenaam op een rij zette in een uitgebreid cv. Maar ik merkte dat dit eerder in mijn nadeel dan mijn voordeel werkte. Ik zag ze wel eens denken als ze die lange lijst voor zich hadden liggen bij een sollicitatiegesprek. ‘Hoe kun je zoveel energie verspillen, terwijl je toch van tevoren kon weten dat het verspilde woorden zouden zijn.’
Inderdaad, het waren verspilde woorden. Maar weggooien? Nee, dat gaat mij toch te ver. Ik denk dat ik maar weer wat ruimte vrij maak in de kelder. Ik ga al deze verspilde woorden begraven onder de grond. Misschien worden ze ooit nog eens opgegraven en zal iemand op een klare ochtend tot de goegemeente zeggen:
‘…..Het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond…’