Op 10 december 1947 ben ik in de H.H. Martelaren van Gorkum in Amsterdam- Watergraafsmeer gedoopt. En 26 jaar later – op 1 maart 1974 – ben ik daar met Marijke in het huwelijk getreden. Zelf las ik toen het Epistel voor van achter het altaar. De tekst had ik ook zelf uitgekozen: 1 Korinthiërs 13, de beroemde woorden van Paulus over de liefde, waarvan Gerard Reve vermoedde dat Paulus ze uit een of andere Essenenzang had gejat, want zo’n lieverdje was die Paulus nu ook weer niet.
En toch, wie had het ooit mooier verwoord: ‘Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal.’ Bij de huwelijksmis, geleid door pastoor De Reus, was popmuziek te horen. We kozen voor Renaissance (Island), Joan Baez (If you were a carpenter) en Bob Dylan (I want you). Bob Dylan was immers de Paulus van de nieuwe tijd.
In de H.H. Martelaren van Gorkum ging ik ook voor het eerst ter communie en ik ontving er het vormsel, dat wil zeggen: hier hernieuwde ik mijn doopbeloften. Ik zat toen in Amsterdam-Zuid op de lagere school, maar het was gebruikelijk dat je in je eigen parochiekerk de sacramenten ontving. Mijn eerste communie vond plaats op 16 mei 1955. Die van Marijke drie jaar later, op 11 mei 1958, niet in de Martelaren van Gorkum, maar in haar parochiekerk De Liefde aan de Da Costakade, want zij woonde toen nog in de Bilderdijkstraat.
Wat de Martelaren van Gorkum betreft bewaar ik herinneringen aan pastoor Nolet en de kapelaans Thijssen, Samson en Tönis. En pastoor De Reus natuurlijk die Nolet opvolgde en onze contactpersoon werd in de van tijd van jeugdsociëteit Omega in de kelder van de Martelaren van Gorkum. Heel even nog heb ik in het bestuur gezeten van die club. In die hoedanigheid heb ik ook Marijke leren kennen. We vergaderden dan over de inkoop van drank, de verbouwing van de toiletten (waar mijn latere schoonvader zorg voor droeg), en natuurlijk over de hoogte van de toegangsprijs en het lidmaatschap.
Toen ik onlangs een paar dagen in Amsterdam was, ben ik op een zondag nog eens naar de Mis geweest in de Martelaren van Gorkum. Het was jaren geleden dat ik een Mis had bijgewoond. Nog langer geleden had ik deze kerk van binnen gezien. Op het eerste gezicht leek er weinig veranderd. Het bordeauxrode vilten kussentje om het knielen te verzachten hing nog altijd voor me in de kerkbank. Alleen was er nu die vreemde leegte tussen de schaarse kerkgangers in al hun tinten grijs. Een van de zijbeuken was afgeschot voor andere activiteiten. In de andere zijbeuk werd na afloop koffie geschonken.
Opeens zag ik de veel te grote muren, bogen en kapitelen. Ik zocht de toegang naar de kelder, maar die was er niet meer. In die kelder was het allemaal begonnen. ‘Een herinnering is een hond die gaat liggen waar hij wil,’ heeft Cees Nooteboom ooit beweerd. Ik herinner mij onze eerste kus. Die vond plaats tijdens zo’n bestuursvergadering van Omega, nota bene onder de ogen van pastoor De Reus. Wat wil je nog meer, verliefd worden met de zegen van de pastoor? Tenminste, dat neem ik aan. Hij had immers geen keus.
‘Willen de tortelduifjes wel even bij de les blijven?,’ zei Hans Kraan dan. Het was Hans die Omega in 1967 had opgericht en die nog altijd als voorzitter fungeerde. Maar Marijke en ik deden net of we zijn vermaningen niet hoorden. Door taal noch teken liet ik mij kapitelen. Hoe zou ik ook? Al had ik al het aanzien en het prestige, al het culturele kapitaal dat een mens vergaren kan, en ik had de liefde niet…..De eenvoud van het hart, dat was het geweest wat mij aantrok in Marijke en wat ik hier niet terug kon vinden.
Van Hans hoorde ik onlangs dat hij het Omega-archief in bewaring heeft gekregen van Herman Klink, die in 2011 is overleden. In het leven gaat het er niet om, hoe lang je elkaar hebt gekend, maar hoe intens de ervaringen waren die je samen hebt gedeeld.