Zoals het altijd was

Het is 1 maart 1974. Marijke en ik zijn net getrouwd, een uur geleden wel te verstaan, in het stadhuis van Diemen. De fotograaf maakte deze foto in de voortuin van Huize Frankendael, het zeventiende-eeuws landhuis aan de Middenweg in Amsterdam Watergraafsmeer. Ik heb dit altijd een hele mooie foto gevonden. Het lijkt wel een portret van de Engelse schilder Dante Gabriel Rosetti, een van de oprichters van de 19de-eeuwe schildersgroep de prerafaëlieten. Het is zo’n gestalte die een schilder tot leven weet te wekken en waar je eeuwig verliefd op kunt worden, zelfs als de vrouw die is uitgebeeld niet meer in leven is. Liefde kent de grens niet van de dood.

De kleren die Marijke draagt zijn ook Engels en ontworpen door Laura Ashley. Zij was een Britse modeontwerpster die in de jaren zeventig wereldwijde bekendheid kreeg. Al in de jaren vijftig was zij begonnen met het met het herdrukken van lieflijke gebloemde 19de-eeuwse stofontwerpen. In the seventies werd die retromode opeens actueel. Laura Ashley werd hot. ‘Het naar haar genoemde mode- en interieurmerk,’ zo lees ik op Wikipedia, ‘wordt gekenmerkt door de melancholische, behoudende stijl, die een mix is van ‘de goede oude tijd’ met het comfort van het heden.’ Een mooiere beschrijving van Marijkes smaak destijds is nauwelijks denkbaar.

Het boek van Jaap Kruizinga over de geschiedenis van de Watergraafsmeer. Op de cover een luchtfoto van het Linnaeushof begin jaren dertig in aanbouw met bovenin de Martelaren van Gorkum. Huize Frankendael ligt links net buiten beeld. Helemaal rechts bovenin is nog net het latere woonhuis van Marijke haar ouders – Pythagorasstraat 57 – te zien.

Even later zouden we ook nog voor de kerk trouwen in de Martelaren van Gorkum, op het Linnaeushof om de hoek. Huize Frankendael verkeerde destijds in een abominabele staat. De tuinbeelden lagen er in brokstukken bij. Tegenwoordig is alles keurig gerestaureerd. Iets te keurig misschien. Heel wat bomen zijn inmiddels gekapt en zelfs de reigers zijn vertrokken die hier altijd hun nesten hadden.. Er is tegenwoordig een restaurant – Restaurant Merkelbach – dat zelfs naam heeft gemaakt in het buitenland. Merkelbach was in de vroege jaren zestig een van de laatste bewoners van Huize Frankendael. Hij was stadsarchitect van Amsterdam en bouwde onder meer het voormalige GAK-gebouw in Amsterdam-West.

Menig Amsterdammer liet in die tijd zijn trouwfoto’s maken in de tuin van Huize Frankendael. Het was een rustieke plek, romantisch door de sfeer van verval, melancholie en de geur van een voorbije tijd. Dat soort romantiek is nu verdwenen om plaats te maken voor een ander decor. Even onecht wellicht als de melancholie van de jaren zeventig. Alles verandert, maar alles komt het ook terug. Zo gaat het met de mode, maar eigenlijk ook met alles. Qu’y a t’-il de changé, zong Marie Laforêt al in 1968.

De Watergraafsmeer, waar ik geboren ben, is een van de oudste polders van Nederland. In 1629 werd het Diemermeer aan de oostzijde van Amsterdam ingepolderd. Zodoende kwam er een gebied van circa 600 hectare land droog te liggen op vier meter onder NAP. In 1651 deed een zware storm bij volle maan en springvloed de dijken van de polder bezwijken zodat men weer opnieuw kon beginnen. Maar van begin af aan was deze polder een geliefd buitengebied voor de welgestelde Amsterdammers in de zeventiende eeuw die hun vermogen hadden verdiend bij de VOC.

Rembrandt zwierf hier rond en maakte etsen van het uitzicht vanaf de dijk. Er ontstonden verschillende buitenplaatsen of lusthoven. In totaal werden er in die tijd in de Watergraafsmeer tachtig nieuwe buitenhuizen gebouwd. De meeste daarvan zijn inmiddels gesloopt. Maar Huize Frankendael is een van de oudste buitenverblijven die nog overeind staat.

Een paar jaar geleden ben ik hier nog eens met Marijke terug geweest. Toen hebben we nog even aan de overkant van de Middenweg op het terras gezeten van het voormalige Café Nieuw-Rozenburgh, waarover ik schreef in mijn blog Een Middenwegwind. Eigenlijk, zo bedacht ik bij mezelf, moet je niet te vaak terugkeren naar de plekken van je jeugd. In nostalgie kun je niet wonen, zeg ik altijd maar. De plaats klopt nog, maar de tijd niet meer. De tijd vliegt en is onherroepelijk.

Terug in deze buurt, waar ik ben opgegroeid, is het alsof ik in een andere laag van de tijd ben beland. En toch, in de bodem van deze oude polder lijkt iets onveranderd te zijn gebleven. Zoals ook in de diepste grondlaag van de ziel soms iets opduikt wat blijft zoals het altijd was. Alles verandert, maar alles komt ook terug… Qu’y a t’-il de changé.