Heden en verleden verweven
Gisterochtend om 07.47 uur zou ik op de trein stappen richting Hoofddorp. Daar was het de bedoeling dat ik zou overstappen op bus 340 richting het Cruquiusgemaal aan de rand van de Haarlemmermeer. Christiaan Verwer, mijn klasgenoot uit de tijd van het Ignatiuscollege, zou daar een rondleiding geven aan leden van klas 1B uit het schooljaar 1960-1961.
Maar het kwam er niet van, wat mij betreft tenminste. Om halfvijf werd ik wakker en ik voelde me niet lekker. In het noodweer dat vrijdagavond over Leeuwarden raasde had ik kennelijk een stevige kou gevat. Ik deed er dan ook verstandig aan om wederom een dagje onder de wol te blijven. Heel jammer, want ik had me er erg verheugd op het weerzien met de kroongetuigen van mijn jaren op het Ignatius. Het zou een mooie dag zijn geweest om het heden met het verleden te verweven.
Het was gisteren 9 september. Dat is voor mij een beladen dag geworden. Op vrijdag 9 september vorig jaar begon alles opeens in mijn leven te veranderen. Met Anna & Ed, Hannie & Bartle, Klaske & Peter en Gryt zaten we zoals gebruikelijk – elke vrijdag om de twee weken – op het terras in de Prinsentuin. Ook afgelopen vrijdag – toen ik terugliep in dat noodweer – waren we weer bijeen, maar nu niet in de Prinsentuin maar in Fire Café aan de Nieuwestad. Ik memoreerde toen nog dat een jaar geleden Marijke voor het laatst in ons midden was geweest,
Vlak voor het weggaan had ze toen opeens gezegd: ‘Ik voel me niet zo lekker, ik wil naar huis.’ We hebben afgerekend en toen we thuiskwamen is ze meteen naar bed gegaan. Dat hele weekend is ze in bed gebleven. Ik herinner me dat ik eerst nog een beetje boos op haar was, want ik dacht dat ze alleen wat somber was en om die reden geen zin had om op te staan. Ik had kaasfondue in huis gehaald en ze wilde niet beneden komen om te eten.
Op zondagochtend kreeg ik door dat er echt iets aan de hand was. Ze bleef benauwd. Dat had ze wel eens meer, maar zo lang achter elkaar was vreemd. Maandagochtend gingen we naar de huisarts. Er werd een röntgenfoto genomen in het ziekenhuis. Toen we ‘s middags de uitslag hoorden moest ze meteen per ambulance opnieuw naar het MCL, nu voor een opname. Men vreesde voor een longembolie, maar dat was het niet geval. Het was de vierde keer in zes jaar tijd dat ze in het ziekenhuis belandde. Het zou wel weer goed komen, dacht ik.
Niet dus. Drie weken later overleed Marijke.
Van de week ben ik begonnen aan de roman Contrapunt van Anna Enquist. Ze schrijft daarin over haar dochter die op 3 augustus 2001 op de Dam in Amsterdam om het leven kwam bij een verkeersongeluk. In deze roman, die in 2008 verscheen, probeert Enquist dezelfde tragische gebeurtenis te laten verwerken door ‘de vrouw’ in het boek, die om het verdriet om ‘de dochter’ te boven te komen elke dag oefent achter de piano. Ze speelt dan de uiterst lastige Goldbergvariaties van Bach. De minutieuze beschrijvingen van deze muziek vormen stilaan een metafoor voor de strijd tegen het verdriet.
Bach als rouwverwerking. Maar Enquist gelooft niet in rouwverwerking. Niet alleen de muziek heeft haar verdriet niet verdreven, ook het schrijven van dit boek heeft er uiteindelijk niet toe bijgedragen dat zij haar rouw heeft kunnen afronden. In een recent interview in de Volkskrant verklaarde zij:
‘In verwerken geloof ik niet, maar het kan wel steun bieden, ja. Ik heb in die tijd, na Margit, ook weer hulp gezocht. Dat zit ‘m vooral in concrete dingen, het advies om elke dag een uurtje te wandelen, bijvoorbeeld. En vooral ook in de instemming dat het verdriet er mag zijn. Dat het niet gek is dat het na twee of drie jaar niet minder is geworden. Het gaat niet over, het zal altijd bij me blijven. Therapie is er niet om gelukkig te worden, dat is meteen zo hoog gegrepen. Het gaat erom dat je kunt voelen wat er in je leeft en die gevoelens leert verdragen. Dat besef is voor mij heel goed geweest.’
Enquist is zelf psychoanalytica. Maar in dit interview doet ze uitspraken die haaks staan op alles wat je zo doorgaans leest in boeken over rouwverwerking. Ze heeft zelfs een hekel aan de woorden als ‘rouw’ en ‘rouwverwerking’: ‘Dat suggereert dat het een proces is dat weer overgaat,’ zo stelt zij. ‘Je hebt fasen waar je doorheen gaat en op een bepaald moment is het klaar. Maar zo is het niet, het gaat niet over. Zo’n verlies, dat blijft. In elke leeftijdsfase krijgt het een andere kleur, dat wel.’
Die verandering van kleur zie je ook terug in de hoofdstukken van haar boek, die elke keer een andere klankkleur lijken te hebben. Het zijn eigenlijk ook geen hoofdstukken, eerder bundels van herinneringen aan haar dochter, en soms gedachten over de dood die bij haar opkomen bij de verschillende Variaties van Bach.
Zo nu en dan aarzelt ‘de vrouw’. Fungeert de muziek voor haar als een toevlucht om haar verdriet te structuren, te abstraheren, te sublimeren wellicht? Alsof er een platonisch oerprincipe van het verdriet zou bestaan, een getal van het gemis? Maar in haar melancholisch universum er is geen enkele notie van transcendentie, zelfs geen verlangen ernaar. Ze wilde alleen spelen, de muziek laten leven:
‘Voor een behoorlijke uitvoering was het raadzaam om alle verwijzingen naar een betekenis los te laten, dacht de vrouw. Associaties en herinneringen brachten verwarring teweeg en leiden af van wat een zuiver lijnenspel moest worden.’
Zo lijkt in dit boek de rouw zelf gaandeweg tot muziek te worden getransformeerd, zoals ook Bach diepe emoties verhief tot bijna wiskundige figuren en patronen. Het boek lijkt een zoektocht naar de logica van de rouw die geen rouw mag worden genoemd. En tegelijk naar gevoelsstructuren, waarin in het heden en het verleden elkaar ontmoeten en nooit meer uit het oog verliezen. Het ‘nu’ en het ’toen’ draaien voortdurend om elkaar heen als punt en contrapunt. Als de eenheid van het teken en het betekende.
Op het eind van Variatie 17 schrijft Enquist:
‘Elke zestiende in de ene stem had zijn tegenvoeter in de andere. Punt tegen punt, vrijwel overal. Elke klank is verbonden met een andere klank. Elke stap die je zet, zal je nog een keer zetten. Wat dat betekende? Daarover deed dit stuk geen uitspraak. Het liet alleen maar horen dat het zo was, dat heden en verleden tegen elkaar aan geplakt zaten en op geen enkel moment van elkaar los konden komen. Geen galm, geen toon, maar verstrengeling en ademloze beweging. Ze hoefde niets te voelen of te ervaren als ze maar nauwkeurig en beheerst de noten speelde, aantikte, zachtjes, zodat het geluid meteen weer weg was. Ja. ‘