De dood is een roos van vlees
‘De context lijkt vergeten, de diagnose wordt gezien als objectief vaststelbare ziekte. Dat geldt niet alleen in de medische wereld, maar eveneens in organisaties waar op grond van verkeerde diagnostiek niet de juiste beslissingen worden genomen. Diagnoses hebben immers gevolgen. Want, zoals een basaal sociologisch inzicht luidt: ‘If men define situations as real, they are real in their consequences.’ Wie heeft de benoemingsmacht? We noemen dat nu framing, en zien hoe krachtig dat speelt in de politiek, en wat dat doet met mensen en stemmingen. Het zijn geen nieuwe gedachten, maar het was wel een ontdekking hoe breed hetzelfde refrein klonk, en hoe onder al die verschillen in gebieden, jargon en beroepsgroepen dezelfde processen spelen.’
Aldus een passage uit het boek Weten vraagt meer dan meten (2017) waarin een groep wetenschappers uit verschillende disciplines het hedendaagse adagium ‘meten is weten’ tegen het licht houdt. Er is iets misgegaan, maar wat? Die vraag houdt velen tegenwoordig bezig. Van Jan Terlouw met zijn ‘touwtje tussen de brievenbus, tot aan deze groep verontrusten die protesteert tegen het feit dat meten in de plaats is gekomen van goed luisteren kijken en nadenken.
‘Framing’ dat is het nieuwe modewoord. Vroeger noemden we dat ‘in een kader plaatsen’, maar het woord ‘framing’ heeft opeens een magische klank gekregen. Je kunt de kijk op de werkelijkheid wezenlijk veranderen door de werkelijkheid meetbaar te maken. Door haar te onderwerpen aan de macht van de statistiek. Door er een spreadsheet overheen te leggen met dingen die kunt afvinken. Door alles controleerbaar te maken met de schijnzekerheid van het getal. Door levende wezens te proppen in de dode dwangbuis van de minutencultuur.
Bovenstaande foto is genomen op 13 mei 2009. Marijke en ik zitten aan een lange tafel in een wijngaard even buiten het stadje Lucca in Toscane. De lunch is overdadig en wordt overspoeld met wijn. Voordat de fles leeg is staat er al weer een nieuwe op tafel. Tot voor kort was dit voor mij een argeloze vakantiefoto. Maar dit beeld heeft voor mij een ander frame gekregen. het frame van de melancholie. Dit gebeuren komt nooit meer terug, dat zegt die foto nu, en dat dat was voorheen niet het geval. In elke vezel van mijn lijf zit zij, en toch blijft het gemis.
Als ik de treurige beschouwingen in het boek Weten vraagt meer dan meten lees, dan word ik ook overvallen door een gevoel van melancholie. Tussen alle scherpzinnige analyses lees ik nergens iets over de ware oorzaak van wat er fundamenteel mis is gegaan. Wat is er in het kader veranderd dat iedereen nu opeens klaagt over ‘meten is weten’? Hoe komt het dat we die ware oorzaak niet zien of niet kunnen zien? Is er soms iets geruisloos verdwenen, zo geruisloos zelfs dat we niet eens meer weten wat het nu eigenlijk was, dat er nu niet meer is. Is het soms iets dat we missen zonder het te missen?
Maar wat kan dat zijn? Iets wat je mist terwijl er niets ontbreekt. Of omgekeerd, iets wat ontbreekt, terwijl je niets mist. Misschien is dat wel het ergste wat er is. Erger dan de diepste rouw, want dan weet je tenminste wat je mist. Ik weet het, ik haal alles door elkaar vandaag, maar soms heb ik het vermoeden dat er ergere dingen zijn dan rouw. Het onvermogen om te rouwen is erger dan rouw. Misschien wordt deze tijd nog het meest gekenmerkt door bet onvermogen om te rouwen. Het onvermogen om het gemis ook als een gemis te ervaren.
Ik herlas van de week het boek Een roos van vlees van Jan Wolkers. Dat schreef hij elf jaar na de de rampzalige dood van zijn dochtertje, dat in 1951 op tweejarige leeftijd in kokend heet water verbrandde. De hoofdpersoon Daniël gaat langzaam ten onder door het onvermogen om te rouwen. Hij komt niet bij zijn eigen verdriet en kan zelfs zijn eigen vrouw Sonja niet troosten. Dit verdriet, dat er niet mag zijn of kan zijn, wordt dan een voortdurende bron voor smart en zelfverwijt en maakt dat beiden vreemden voor elkaar worden en uit elkaar gaan. Zo ontstaat een dubbel verlies omdat het verdriet niet gevoeld kan en mag worden.
De dood is de reet van het leven, een aars van vlees. Maar ook een roos, want de liefde is gemaakt van zielevlees. Wie niet liefde kan ontvangen, kan het ook niet geven. Verdriet heeft met liefde gemeen dat je het moet kunnen toelaten. Het zijn gevoelens die ongrijpbaar en onmeetbaar zijn, maar het moet er wel eerst in, voordat het eruit kan komen. Onvermogen om te rouwen komt voort uit een drang om alles onder controle te hebben, zelfs het verdriet dat liefde is.
Het volgende citaat uit Een roos van vlees vond ik het meest schrijnend, maar ook het meest treffend, niet alleen door de impliciete verwijzing in de eerste zin naar de woorden van Paulus over de liefde, maar vooral vanwege het structurele onvermogen dat hier in slechts enkele zinnen wordt uitgedrukt.
‘Als je de liefde niet hebt ben je een klinkend metaal of een luidende schel geworden. Maar veel kleintjes maken geen grote. Ik kan er niets mee in het leven terugroepen, al doe ik er nog zo mijn best voor. Als je de liefde niet hebt. Nee, die had ik niet, ik kon het niet opbrengen dat gewone beetje tederheid dat ze zo broodnodig had. Ik wist dat ze het te kort kwam, ik was het mij iedere dag bewust. En daarom ging het helemaal niet meer. Als het mogelijk was geweest was het ongeluk niet gebeurd, dan hadden we geen ruzie gehad. Ik kon het niet aan, het schoof allemaal te snel in elkaar. Het ene jaar liep ik nog met mijn kleine broer, het jaar daarop met mijn eigen kind. Er zat geen rustpauze tussen, ik kon niet op adem komen. Het was of ik van de ene kooi in de andere werd gestopt.’