Melancholie en transcendentie
‘In dit eindige leven is de oneindige intensiteit evenwel meestal alleen pijnlijk aanwezig als de afwezige intensiteit, en de melancholicus lijdt daaronder. Hij be schikt zelf niet over de onuitputtelijke energieën die een leven in de oneindigheid van het zijn kan bieden; hij kan ze uitsluitend door de dunne huid van zijn lichamelijke eindigheid voelen; en dat maakt de melancholie tot een transcendent vermogen. In gevoelens en gedachten is de melancholie een overschrijden, transcendent in de letterlijke betekenis van het Latijnse werkwoord transcendere. De drempel die ze overschrijdt is de grens van de eindigheid, aan de andere zijde waarvan zich iets anders, iets onbestemds opent. De melancholicus voelt en denkt dat het ware leven van de intensiteit, het Zijn, niet te vinden is in het actuele leven, in het reële zijn, hoe aantrekkelijk het leven in het hier en nu ook mag zijn. Hij treurt over het metafysische hiaat tussen deze wereld en gene zijde; hij treurt omdat hij in deze wereld geen duurzaam thuis vindt en eerder heimwee voelt naar de andere wereld, waarheen hij terug wil. Melancholie is de treurnis over de vervreemding van de mens van zijn tijdloze oorsprong, over het onmogelijke, steeds hooguit tijdelijke één-zijn met anderen in de wereld, dat het intense verlangen voor een moment kan stillen, omdat de oorspronkelijke intensiteit in hem weer oplaait.’
Uit: Wilhelm Schmid, Ongelukkig zijn. Een aanmoediging (2012)