Spiegelbeeld
Mira
Van 2008 tot 2013 heb ik mij intensief beziggehouden met het leven en werk van Gerard Reve. Ik las niet alleen alles van deze volksschrijver, maar ook alles wat over hem en zijn werk door anderen geschreven is. Nog altijd heb een hele kast met Reviana in huis, maar ik kijk er nooit meer in. Het geheim, waar ik naar op zoek was, heb ik destijds niet kunnen achterhalen.
Waarom had Reve zich bekeerd tot het katholicisme? Nota bene in hetzelfde jaar waarin ik mij afwendde van het katholieke geloof. In 1966 liet Reve zich dopen. Precies in datzelfde jaar belandden zowel hij als ik in een psychiatrisch ziekenhuis. Reve na een delirium omdat hij te abrupt gestopt was met drinken. Ik na een plotselinge psychose omdat het katholieke wereldbeeld van mijn jeugd om me heen als een kaartenhuis in elkaar stortte. Ik wilde weten of die twee spiegelbeeldige gebeurtenissen – Reve ging de kerk in, ik ging eruit – soms iets met elkaar van doen hadden.
Niets dus. Het was puur toeval.
En toch, dat Reve katholiek werd is voor mij, achteraf bezien, niet zo moeilijk te verklaren. Zijn bekering was een proces van jaren geweest. Het begon op 11 september 1959, de overlijdensdatum van zijn moeder. Reve begon sindsdien heftig te verlangen naar zijn overleden moeder. Dat verlangen dreef hem naar de Moederkerk.
Onderwijl ontwikkelde Reve een verlangen naar de Moeder van God, ook wel ‘de Vrouwe van alle Volkeren’ genoemd, die – toevallig of niet – tussen 1945 en 1959 zesenvijftig maal verscheen aan Ida Peerdeman in dezelfde buurt, waar Reve De Avonden schreef. Onder meer op een steenworp afstand van Reve’s ouderlijk huis, in de Thomaskerk aan de Rijntraat. Reve maakte gewag van deze verschijningen in het geruchtmakende interview met Hans Keller in de Vondelkerk in 1969.
Het jaar 1959 was het keerpunt. Beslissend was het overlijden van zijn moeder. Daarna is zijn moeder meerdere malen aan Reve ‘verschenen’. Meestal in dromen, zoals in zijn gedicht Droom uit 1962
Droom
Vannacht verscheen mij in een droomgezicht mijn oude moeder,
eindelijk eens goed gekleed:
boven het woud waarin zij met de Dood wandelde
verhief zich een sprakeloze stilte.
Ik was niet bang. Het scheen mij toe dat ze gelukkig was
en uitgerust.
Ze had kralen om die goed pasten bij haar jurk.
Belangrijk is dat Reve niet alleen op zoek was naar zijn overleden moeder, maar gaandeweg steeds meer de overtuiging kreeg dat zijn moeder ook op zoek was naar hem. Er was sprake van een soort omkering. Die omkering speelt in het bekeringsproces van Reve een cruciale rol. Eigenlijk geloofde Reve maar één ding, maar wat dat ene ding was kon hij op het moment suprême – toen professor Hemelsoet hem daarnaar vroeg in zijn geloofsexamen – niet uitspreken:
‘Eén enkel ding… dat, nou ja…”mijn hoop is in leven en sterven” zo heet dat toch… Eén enkel ding… Maar … dat kan ik niet uitspreken…’ Ik gevoelde mij duizelig worden. Er viel een zwijgen. (Moeder En Zoon, 1980. p. 251)
Achteraf bezien is het niet zo moeilijk om te bedenken wat ‘dat ene ding’ geweest kan zijn. Het was het weerzien met zijn overleden moeder. Reve was niet alleen op zoek naar zijn moeder, maar daarmee ook naar Maria en door Maria uiteindelijk naar God. Maar omgekeerd ontdekte hij dat zijn moeder, Maria en God tegelijk ook op zoek waren naar hem.
Die wederzijdse zoektocht zou je kern van de spiegelbeeldige mystiek van Reve kunnen noemen. Het fraaist heeft hij dit verwoord in zijn gedicht Dagsluiting uit 1965, waarin God uiteindelijk de Liefde is en evenzeer hem zoekt als hij God:
Dagsluiting
Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in dezelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U.