#MeToo yn it Provinsjehûs

Thom van der Goot (boven) en Kris Callens

Het was een ontmoeting met heel wat oude bekenden, gistermiddag in het het Provinciehuis bij de uitreiking van de Vredeman de Vries-prijs voor vormgeving. Om te beginnen natuurlijk mijn oud-collega’s van Keunstwurk: Geartsje, Lummie en Roelof. Maar er waren er meer. Peter Brinkman bijvoorbeeld, oud-voorzitter van de stichting TIJD die het gedachtegoed beheert van Louis Le Roy en zijn Ecokathedraal. Peter vertelde mij dat hij bezig is zijn persoonlijke herinneringen aan Le Roy op papier te zetten. Hij wilde mij daarover graag binnenkort eens spreken.

Een uitstekend idee, lijkt mij. Het wordt hoogtijd dat een biograaf opstaat die het leven en werk van Louis Le Roy eens integraal gaat beschrijven. Peter Brinkman zal dat niet zijn, want zijn boek krijgt een fragmentarisch en persoonlijk karakter. Maar misschien komt van het een het ander. Peter Brinkman was naar deze prijsuitreiking gekomen vanwege het project De Kom-Post van Studio Elmo Vermijs, dat genomineerd was. Het idee daarvoor is geïnspireerd op het gedachtegoed van Le Roy en Peter is nog bij het begin hiervan betrokken geweest,

Ook sprak ik Thom van der Goot, oud directeur van de Stasdsschouwburg in Groningen. In Friesland was hij ooit directeur van De Lawei en algemeen directeur van Tryater. Daarnaast heb ik hem vooral leren kennen als voorzitter van de het Frysk Festival, de Fryske Kultuerried en later van Keunstwurk. Thom was naar de prijsuitreiking gekomen vanwege het project Under de Toer (in het kader van Lwd 2018), waarvan de vormgeving verzorgd is door Barbara Jonkers, die ook genomineerd was.

Ik moest eens ophouden, zei Thom, met dat gemopper over de Culturele Hoofdstad, want Under de Toer is echt een mienskip-project. Van onderop! In de beste traditie van Fryslân! Afijn, ik zal me er eens in gaan verdiepen. Ik kreeg een fraai vormgegeven mapje mee van  Freek van Duijn, die Thom vergezelde en die het een en ander organiseert.

Ik zei Thom dat hij steeds meer op Huub Oosterhuis gaat lijken. Dat was een beetje gemeen van mij, want ik wist dat hij ooit priesterstudent is geweest en op een seminarie heeft gezeten. Dat was begin jaren zestig bij de franciscanen in Katwijk, zo liet hij mij weten. In 1964 gaf Thom er de brui aan en keerde terug naar Amsterdam.

Het was heel logisch geweest als hij toen op het Ignatiuscollege zijn gymnasiumopleiding had afgemaakt. Dat was immers de beste katholieke school in Amsterdam in die tijd. In dat geval was ik Thom nog tegengekomen als klasgenoot, want wij zijn van dezelfde lichting; het gouden jaar 1947. Thom werd onlangs 70. Ik word 70 op 1 december a.s. ( liever geen bloemen, s.v.p.).

Ik vroeg Thom of hij zich nog beschadigd voelde door zijn Roomse jeugd bij de paters. En of hij het Deetman-rapport nog had gelezen. Dat laatste was niet het geval en hij voelde zich ook niet beschadigd. Integendeel, door zijn priesterroeping had hij een uitstekende gymnasiumopleiding kunnen volgen. Het is nog maar de vraag of dat anders ook zo gelopen was.

Thom werd dus niet door de paters gepakt. Maar dat had zomaar gekund. Het Deetman-rapport vermeldt dat het kleinseminarie van de franciscanen in Katwijk als een van de eerste plekken van seksueel misbruik in Nederland bekend werd, alleen voorafgegaan door het  Don Rua-klooster van de salesianen in ’s-Heerenberg. Maar waar was dat niet het geval tijdens het Rijke Roomse leven? Die paters, die konden er wat van!

Zelfs bij mij in de klas bij de jezuïeten werd een jongen door een pater op onheuse wijze seksueel benaderd, zoals ik later heb moeten vernemen. In deze tijd van # MeToo ga je tot een minderheid behoren als je in seksueel opzicht nooit bent lastig gevallen door een ander die macht over je had. De roomse jongens van weleer mogen helemaal van geluk spreken als ze wat dat betreft niets hebben meegemaakt.

Hoe zit het trouwens met de Vlamingen? Die waren ooit nog Roomser dan de paus. Voorafgaande aan de prijsuitreiking werd een uitstekende lezing gegeven door de Vlaming Tim Vermeulen met als onderwerp: een veranderende samenleving en de noodzaak van design voor onze toekomst. Zo hoor je nog eens wat. De spreker verwees nog even naar een andere Vlaming in de zaal: Kris Callens, onze gewaardeerde directeur van het Fries Museum, die wel aanwezig was maar tijdens de lezing voornamelijk in zijn I-phone was verdiept.

Na afloop kwam Kris Callens nog even naar me toe. Nu zal je het hebben, dacht ik. Hij gaat me nog eens omstandig uitleggen waarom het Fries Museum mijn verzoek heeft afgewezen om een lezing te mogen houden over het onderwerp ‘Kunst in tijden van terreur’. (zie: hier) Maar nee. Kris gaf mij wederom alleen maar een slap handje. Dit keer dook hij niet schichtig weg in het publiek, maar keerde hij zijn rug naar me toe om met mijn gesprekspartner, een Statenlid van D’66, de conversatie voort te zetten. Wat een wonderlijke man, dacht ik nog.

Ach ja, een Vlaming. Die is vast door de paters gepakt.