Jerre Hakse op zijn kop

Gisteren las ik in de Huis aan Huis bovenstaande column van Ate de Jong. In mijn boek De kleur van Friesland, beeldende kunst na 1945 (2008) staat een schilderij van Jerre Hakse op zijn kop afgebeeld. Een beetje dom natuurlijk. Niet dat ik dit niet wist, ik heb het in de afgelopen jaren talloze malen van mensen gehoord. Jerre Hakse vertelt het kennelijk aan iedereen die het horen wil als een mooie anekdote. En gelijk heeft hij, want dat is het ook.

De gouache van Jerre Hakse, op zijn kop in De kleur van Friesland

Ik weet ook wel hoe het gekomen is. Deze foto was oorspronkelijke een ingeraamde kleurendia. Deze dia moest gescand worden. Daarvoor moest hij uit het raampje worden gehaald en daarna weer terug worden geplaatst. Zo kon het gebeuren dat hij verkeerd om in het raampje kwam en uiteindelijk op zijn kop in het boek werd afgedrukt. Maar dat is natuurlijk geen excuus. Ik had de scan moeten vergelijken met het origineel en niet met de dia. Dat had ook best gekund want deze gouache heeft jarenlang bij mij op het werk gehangen, eerst bij de Fryske Kultuerried en later bij Keunstwurk. Ik had dus beter moeten weten. Een blunder inderdaad.

Ate de Jong en ik in 2004

Maar blunders gebeuren ook in de kunstwereld. De grootste blunder die ik van mijzelf herinner is de volgende. In 2001 solliciteerde ik bij het Fonds voor Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst naar het lidmaatschap van de commissie individuele subsidies. Eerder was ik bij dit Fonds zes jaar lang lid geweest van de  commissie voor basisstipendia. Ik werd uitgenodigd voor een gesprek op het bureau van het Fonds aan de Brouwersgracht, waar nu de Mondriaan Stichting is gevestigd.

Het sollicitatiegesprek verliep prima. Ik werd gevraagd of ik nog even wilde nablijven, want er was een receptie waar een drankje werd geschonken. Die receptie vond plaats in een ruimte waar voorheen tentoonstellingen werden georganiseerd. Toen ik daar met het glas in de hand rondliep, meende ik dat er ook nu een tentoonstelling was te zien. Op de muur waren vierkante witte vlakken zichtbaar die in tint iets afweken van de kleur van het achterliggende muurvlak.

Dit is wel heel minimalistisch werk, dacht ik nog. Ik ging er wat dichter op staan en bestudeerde nauwgezet de textuur van het oppervlak om te zien hoe het geschilderd was. Op dat moment kwam de voorzitster van de sollicitatiecommissie naar mij toe.

‘Zoekt u iets?’ vroeg ze belangstellend.

“Ik wilde zien hoe dit werk geschilderd is,” antwoordde ik.

“O,” zei ze. “maar dit is geen kunst. Wij organiseren hier geen tentoonstellingen meer. Dit zijn gewoon panelen op de muur zelf.”

Een week later hoorde ik dat ik niet was aangenomen. Na zo’n blunder kun je onmogelijk nog subsidieverzoeken beoordelen. Einde verhaal. Maar wel een mooi verhaal, dacht ik zo.