De spirituele kitsch van Jaume Plensa
Jaume Plensa (uiterst rechts) gisteren bij zijn lezing in de top van de Averótoren in Leeuwarden
Boven: Jaume Plensa. Onder: Pier Pander
Nazikunst van Arno Breker
Kitschleedjes te koop op Marktpaats (ingezonden door Lucie Visser)
Zo’n vijftig mensen hadden zich gisteren verzameld op de bovenverdieping van de Averótoren in Leeuwarden om daar het verhaal aan te horen dat de Catalaanse kunstenaar Jaume Plensa te vertellen had over zijn kinderkopjesfontein. Hij werd ingeleid door Anna Tilroe, de curator van het Eleven Fountains project, die vol bewondering sprak over zijn millenniumfontein in Chicago waar bij geprojecteerde portretten van bewoners een straal water uit hun mond spuit. Dat is wat je noemt een spectaculair gebeuren dat veel interactie oplevert met spartelende kinderen in een stadsvijver. Een filmpje van deze fontein is op YouTube te zien.
Daarna leidde Plensa zelf ons rond langs een lange reeks van beelden all over the world, in centra van metropolen, maar soms ook zomaar in het landschap of aan de rand van de zee of een baai. Het zijn vaak onbestemde hoofden van een man, vrouw of kind, die naar zijn eigen zeggen de indruk wekken gefotoshopt te zijn. De hoofden staan er zomaar alsof zij ‘in de werkelijkheid’ zijn geplakt. Werkelijk en onwerkelijk tegelijk.
Plensa sprak van een zekere spiritualiteit in zijn beelden tot uiting lijkt te komen. Ze voegen zich dan ook uitstekend in het decor van een kerk. Zelf was hij njet religieus, maar met het word ‘spiritualiteit’ had hij wel iets. Ik denk dat daar ook precies het bezwaar ligt dat ik tegen zijn werk heb. Hij is mij te zweverig, te New Age. Het is iets wat het niet is, vlees noch vis. Het is pseudo. Het is werkelijk maar dat is het ook niet. Het geheimzinnig maar tegelijk ook niet. Spiritueel en niet spiritueel. Kortom, het is pseudospirituele spektakelkunst,
Want spectaculair dat is zijn werk zeker. Het voegt zich in het het spektakel van de stad. De hoofden lijken in een soort trance-achtge sluimer te verkeren. Ze brachten mij de woorden van de Amerikaanse kunstcriticus Leo Steinberg in herinnering die ooit schreef over…. ‘een bewustzijn dat is ondergedompeld in het brein van de stad’. Guy Debord scheef over de sluimer van het spektakel dat het bewustzijn van de westerse mens in zijn greep houdt.
Plensa lijkt die sluimer in zijn sculpturen te willen verbeelden zonder enige kritische distantie. Zijn beelden sluiten aan bij de aard van de plek, de genius loci. Ze schudden je niet wakker, maar houden je in een soort coma. Het is kunst die zich volledig uitlevert aan de spektakelmaatschappij. In die zin is Leeuwarden met deze nevelfontein nu eindelijk een stad geworden die sluimert. Maar was dat niet altijd al zo met deze stad die maar geen stad wil worden?
Voor de Leeuwarder kinderkopjes, zo liet Plensa weten, zijn levende modellen gebruikt die anoniem zullen blijven We zullen nooit te weten komen wie dit meisje en deze jongen zijn. Waarschijnlijk is het een Catalaans puberstel dat ons als ‘Jonge Friezen’ wordt voorgetoverd. Deze anonimiteit past overigens wel bij het geheel. Het beeld is een letterlijk een lege huls. Plensa vertelde dat hij had moeten denken aan de lage horizon van Friesland, waar het hoofd algauw tot in de wolken reikt. De jongen en het meisje steken als het ware boven het wolkendek uit, in dit vlakke land waar – zoals Brel ooit zong – ‘de lage lucht ons nederigheid leert.’
Het was een mooi verhaal, maar ik denk dat weinig mensen die associatie zullen hebben bij het aanschouwen van dit beeld. Het lijkt eerder een anoniem en inwisselbaar ‘landmark’ dat in elke stad op zijn plaats zou zijn. Het is vooral een logo voor het ego van van Plensa zelf, die overal ter wereld met dit soort beelden letterlijk zijn stempel op de omgeving drukt: the global footprint op Plensa.
Na afloop; van de lezing was er de mogelijkheid tot het stellen van vragen. Ik vroeg Plensa waarom hij niet duidelijker een link had gelegd met de specifieke en historische context van de stad Leeuwarden. Zijn peudospirituele kunst roept in veel opzichten herinneringen op aan het werk van Pier Pander, dat juist hier in Leeuwarden een bijzondere plaats heeft gekregen. Waarom geen subtiele verwijzing naar Pander? Een gemiste kans, lijkt mij. Het antwoord van Plensa was onduidelijk. Hij mompelde wat en gaf te kennen dat hij niet wist wie Pier Pander was. Niemand had hem daar kennelijk bij de voorbereiding op gewezen.
Ook bij Pander zie je die pseudospiritualiteit van het ‘vergeestelijkte lichaam’, die stamt uit een wat glibberige periode van de beeldhouwkunst, die wij nu niet meer zo kunnen waarderen. Na Pander waren het de gebeeldhouwde, jonge lichamen van de nazi-kunstenaar Arno Breker die het steriele, academisch classicisme uit de periode van Pier Pander leken voort te zetten. Het zuiverheidsideaal dat in dit soort beelden tot uiting komt, raakte vanuit de optiek van de naoorlogse kunstbeschouwing besmet.
Ook in de tijd van het postmodernisme kon hier niet met onbevangen blik naar gekeken worden, omdat de ideologie van ‘het zuivere’ nog altijd beladen was met een ‘groot verhaal’ dat eigen was aan de moderniteit. Een verhaal dat zomaar een ‘fout verhaal’ kon worden. Slechts in de ironie van het citaat kon het classicistisch schoonheidsideaal voortbestaan.
Maar Jaume Plensa schijnt dat alles niet te deren. Hij haalt deze kunst weer uit de mottenballen vandaan. En wie er nazikunst in wil zien, die doet dat maar. Hij heeft daar letterlijk geen boodschap aan. Misschien wordt deze foute associatie pas goed duidelijk als iemand in de oudejaarsnacht een zwarte band om het hoofd van de jongen zal binden. De associatie met de Hitlerjugend wordt dan in één keer duidelijk.
Maar je kunt er natuurlijk ook gewoon het verzonken cultuurgoed van de kitschbeeldjes in zien die nu alom te koop zijn in snuisterijenwinkeltjes en bij de Kringloopboulevard. De pseudospiritualiteit van de kitsch, wat moet ik daarmee? Het is kunst van deze tijd, dat wel. Maar is dit een tijd waarin je wilt leven? Moet dit een wereldbeeld verbeelden?
Voor mij had het niet gehoeven. Maar voor wie eigenlijk wel?