Gisteren ontving ik van Uitgeverij Aspekt de eerste recensie van mijn boek Jihad of verstandsverbijstering. Eerlijk gezegd had ik me al verzoend met het idee dat het boek volledig onopgemerkt zou blijven. Er verschijnen tegenwoordig zoveel boeken dat het voor de media ondoenlijk is om die allemaal te recenseren. Dat bracht mij al tot sombere gedachten over de vraag wat eigenlijk nog de zin is van het publiceren van een boek. Op zijn best worden er een paar honderd van verkocht en het kost je ook nog een slordige duit om een uitgever zover te krijgen om het boek te laten verschijnen.
Waarom doe ik dit in hemelsnaam? Wat is de drijfveer van mijn schrijven? Is het soms ijdelheid? Is het de behoefte om aan een gestold beeld te voldoen, dat anderen van mij moeten hebben? Waarom heb ik niet genoeg aan mezelf, aan hoe ik zelf in de wereld sta en kijk naar de dingen om me heen? Waarom altijd die drang naar erkenning? Ik ben in mijn jeugd bij de jezuïeten in de leer geweest en die leerden je om altijd het beste uit jezelf te halen. Maar heeft die rooms-orthodoxe prestatiedrang niet ook zijn keerzijde? Doe ik mezelf niet tekort door altijd maar weer de aandacht op mijzelf te willen vestigen?
Dat zijn ongemakkelijke vragen, waarop ik het antwoord schuldig moet blijven. Misschien wil ik dat antwoord ook niet weten. Ik schrijf en ik wil gelezen worden. Maar is het niet absurd om daarom ook boeken te laten verschijnen? De lezersschare die ik met een boek kan bereiken blijk doorgaans niet veel groter te zijn dan het aantal dat ik dagelijks bereik met dit weblog. Bovendien is dat laatste publiek ook nog eens een redelijk trouw. Bij een boek moet je elke keer maar weer afwachten wie het gaat kopen en vooral wie er over gaat schrijven. En als dat laatste al gebeurt, moet je ook nog eens je mond houden.
Bovendien, een goede recensie betekent lang niet altijd dat het boek dan ook goed verkocht gaat worden. Vier jaar geleden schreef Kees ’t Hart in de Groene Amsterdammer een mooie recensie naar aanleiding van mijn boek Modernisme in Lourdes. Dan zit je gebeiteld, zou je zeggen, maar de verkoop trok niet aan. Zeker niet nadat een paar maanden later een zekere Drs. Cees van der Pluijm over datzelfde boek een zogeheten ‘aanschafadvies’ schreef voor NBD/Biblion. Deze korte tekst was sindsdien op vrijwel alle sites van de Openbare Bibliotheken in Nederland als lezersinformatie te lezen. Bovendien werd hij daarna – zoals gebruikelijk is – ook nog eens overgenomen door Bol.com.
Drs. Cees van der Pluijm, zo bleek later, was een berucht geval. Hij schreef niet alleen zeer beroerde aanschafadviezen als het boeken betrof die over katholicisme of homofielie gingen (mijn boek ging over Reve dus over beide), maar hij had in het verleden ook nog eens een akkevietje met mij gehad. Sterker nog, hij had ooit pissig gereageerd op mijn blog. in zo’n situatie ben je volledig aangewezen op de integriteit van de recensent. Dat ging dus mis in dit geval. Wonderlijk genoeg werd Drs.Cees van der Pluijm een paar dagen later met spoed in het ziekenhuis opgenomen, waar hij vrij plotseling overleed. Er spookten toen allerlei gedachten door mijn hoofd, maar die zal ik hier niet herhalen.
Even later kreeg ik het aan de stok met de Illustere tv-boekengoeroe Wim Brands naar aanleiding van een blog van mij over de maffia in de boekenwereld. We hebben het telefonisch uitgepraat en ik verwijderde het stuk van mijn site. Maar wel onder de voorwaarde dat Wim Brands mijn volgende boek serieus zou bekijken. Het mocht niet baten. Wim Brands pleegde suïcide nog voordat mijn volgende boek uitkwam. Niet dat die twee dingen iets met elkaar te maken hebben. Maar toch, mijn moeder had ook zoiets. Ik schijn onheil af te roepen over mensen die mij niet goed gezind zijn.
Nu de recensie van mijn nieuwe boek. Hij werd geschreven door Hans van der Heijde, politicoloog en auteur van de satirische roman over de Friese zaak: De Republiek. Ooit heb ik nog eens samen met hem opgetreden tijdens het alternatieve Friese boekenbal in Bolsward, waar ik zelf verkleed ging als pastoor en een opblaaspop cadeau deed aan een dichter met wie ik destijds op internet een correspondentie in kwatrijnen voerde.
Het was geen verheffend optreden van mij, maar het haalde wel alle Friese media en daar was het de organisatoren destijds om te doen. Gelukkig heeft mijn coming out als morsige pastoor geen sporen nagelaten in de recensie van Hans van der Heijde. It koe minder, zullen we maar zeggen. De recensent heeft in ieder geval de moeite genomen om het lezerspubliek uit te leggen waar mijn boek over gaat. Dat is er lang niet altijd meer bij tegenwoordig. En zoals gezegd, het is zoals het is: een recensent moet je nooit tegenspreken.
P.S. . Gisteren werd ik ook benaderd over een mogelijke bijdrage van mij aan een congres dat volgend jaar in Rotterdam wordt georganiseerd over het thema ‘psychose en vervreemding’. Daarbij zullen ook de relaties tussen psychose, agressie en het kwaad aan bod komen.(zie: STRANGER IN THE CITY ) Helemaal zeker is dit alles nog niet, want er zijn meerdere kandidaten voor het verzorgen van een inleiding. Maar wat mijn boek betreft geldt in ieder geval – om met Reve te spreken: Het is niet onopgemerkt gebleven.