Gemiste kansen hij Leeuwarden 2018

Piet Hein van Asperen, Oostergrachtswal, 1965

Oostergrachtswal, maandag 5 februari, 12.30 uur

‘Het beeld van schepen langs de Ooster- 
grachtswal is weinig veranderd sinds 
Piet Hein van Asperen dit schilderij  in I965 maakte. Op de achtergrond is de Bonifatiuskerk te zien en de brug over de Oostergracht met daarachter de 
Prins Frederikkazerne. De kerk werd in 
I882- I884 gebouwd naar ontwerp van de 
architect Pierre Cuypers (Roermond I827
-I92I) o.a. bekend als ontwerper van het 
Rijksmuseum en het Centraal Station in 
Amsterdam en daarnaast van vele andere 
kerken in het hele land.’

Aldus schrijft Gert Elzinga in de catalogus van de tentoonstelling Leeuwarden, de mooiste stadsgezichten 1600 tot nu, die momenteel te zien is in het Historisch Centum Leeuwarden. Het is een mooie tentoonstelling, simpel van opzet, maar daardoor heel effectief. Zo’n simpel idee om de stadsgezichten van je eigen stad te laten zien, als deze stad een jaar lang Culturele Hoofdstad van Europa is, daar loop je al gauw aan voorbij. Geart de Vries, directeur van het HCL, ontdekte dit toen hij in de aanloop van dit gebeuren andere Culturele Hoofdsteden van Europa bezocht. Die steden gaven de bezoekers nauwelijks informatie over het rijke verleden van de plaatsen zelf. Die fout heeft het HCL in ieder geval niet gemaakt.

Maar vanuit dIe gedachte mis je nu wel het een en ander bij andeer musea en culturele instellingen. Waarom geen overzichtstentoonstelling van de beeldende kunst in Friesland in de twintigste eeuw? Of voor mijn part een remake vande grote tentoontstelling Frisiana in 1963 in het FEC, maar dan nu over het hedendaagse Friesland? Of een grote tentoonstelling over Friese schilderkunst maar dan in het kader van de opkomst van de moderne kunst in Noord-Europa, met als uitgangspunt het klassieke boek van Robert Rosenblum, Modern Painting and the Northern Romantic Tradition (1975)?

Het had een hernieuwde zoektocht kunnen worden naar ’the nordic spirit in art’ als vervolg op de prachtige tentoonstelling ‘11 steden, 11 landen‘ die in 1990 in de Frielandhal was te zien. Het zijn allemaal gemiste kansen waar de directeuren van de Leeuwarder musea en culturele instellingen het na afloop nog maar eens over moeten hebben. Mensen die van buiten naar Leeuwarden komen willen geen Escher of Mata Hari zien, maar de artistieke eigenaardigheden van de local roots, de genius loci.

Het is opvallend dat in de programmering van Lwd 2018 een spraakmakende tentoonstelling over de beeldende kunst in deze contreien ontbreekt. Waarom geen nieuwe tentoonstelling als Salut au Monde, waarmee gastcurator Wim van Sinderen in 1995 het Friese Museum opeens op de landelijke kaart zette? Salut au Monde is nog altijd de mooiste tentoonstelling die ooit in Friesland te zien is geweest. In mijn boek De kleur van Friesland schreef ik er het volgende over:

‘Salut au Monde’. ‘Wat een heerlijke Friese arrogantie, zo’n titel’, riep Rudi Fuchs uit bij de opening. die samenviel met de opening van het vernieuwde Fries Museum. Wim van Sinderen, die in het begin van de jaren tachtig deel uitmaakte van het geruchtmakende collectief ‘De jonge Friezen’ was inmiddels werkzaam als tentoonstellingsmaker bij de Kunsthal in Rotterdam. Toen hij als kind in Dokkum en later in Leeuwarden woonde, zo liet hij in een interview weten, was het Fries landschap niets bijzonders voor hem. Pas later, toen hij uit Friesland weg was, ging hij het waarderen. Die verschuiving in waardering had niet alleen te maken met een mogelijk gevoel van nostalgie, maar ook met een hernieuwde aandacht voor de schilderkunst als zodanig , een tendens die Van Sinderen vanuit een persoonlijke belangstelling ook zelf kon bevestigen.

Dat alles vertaalde zich in een tweeledig concept voor de tentoonstelling. Enerzijds werd er een overzicht getoond van het Friese landschap zoals dat door kunstenaars in Friesland is de twintigste eeuw is weergegeven. Anderzijds werden vijf buitenlandse kunstenaars als ‘artist in residence’ uitgenodigd voor een verblijf in Friesland om daar hun eigen visie op het landschap te geven. Dat waren de Duitser Peter Angermann, de Braziliaan Roberto Cabot, de Zweed Peter Frie, de Canadese Wanda Koop, de Engelsman Stephen McKenna, de Amerikaanse Joan Nelson en het Duitse duo Stapanek/Maslin.

De confrontatie tussen de Friese traditie van schilderkunst en de onbevangen blik waarmee buitenstaanders het landschap benaderden leverde verrassende resultaten op. De Friese schilders keken nog altijd naar het natuurlandschap, vanuit een traditionele optiek met al zijn idealiseringen en sentimenten die daarin waren binnengeslopen. De buitenlanders daarentegen keken meer naar het cultuurlandschap, dat inmiddels al behoorlijk door de mens was gemaakt en aangetast in zijn natuurlijke gedaante.

Peter Angremann, Fries Landschap gemaakt voor Salut au Monde, 1995

Zo schilderde de Duitser Peter Angermann de windturbines in het landschap zo vanzelfsprekend alsof ze er altijd hadden gestaan. De uiterst speelse, haast vrolijke manier van schilderen die Angermann zich permitteerde, bracht opeens ook de ernst en zwaarte aan het licht in de Friese landschapsschilderkunst van de twintigste eeuw, die niet alleen bij de impressionisten en naturalisten, maar vooral bij de rurale expressionisten door de jaren heen tot uiting was gekomen.

De sprankelende schilderijen van Angermann stonden opeens heel ver af van de kale zompigheid van het Friese landschap zoals dat door Gerrit Benner met zijn doelbewust geploeter en gemetsel met verf tot stand was gebracht. Opeens werd duidelijk dat het karakteristieke van het Friese landschap zich niet zozeer weerspiegelt in de schilderkunst, maar omgekeerd, dat het collectieve beeld van het landschap in belangrijke mate door schilders wordt bepaald. Zoals de schilderijen van Breitner het collectieve beeld van Amsterdam in het collectieve geheugen hebben vastgelegd, zo is het beeld van het Friese landschap geijkt door een schilder als Gerrit Benner.

Maar ook mindere goden hebben hun bijdrage geleverd aan dit proces van collectieve beeldvorming en herinnering , schilders als Tjerk Bottema, Johan Elsinga, Germ de Jong, Klaas Koopmans,Tames Oud, Bouke en Jentje van der Sloot, Cor Reisma en Ids Wiersma en al die anderen van wie werk op de tentoonstelling Salut au Monde was te zien. Als de kleur van Friesland ooit heeft bestaan, dan kwam hij wellicht heel even aan het licht op deze salon van het Friese landschap, die door het werk van vijf buitenlanders met andere ogen bekeken kon worden. Een eigen identiteit in de Friese kunst komt niet aan het licht door te zoeken naar een essentie in de kunst zelf, maar door het verschil te tonen met andere manieren van kijken.

Bij Weromrop is de fraaie documentaire te zien die Omrop Fryslân destijds van deze tentoonstelling maakte. Zie HIER