Q-liner

Afsluitdijk, gisteren 12.00 uur

Vannacht droomde ik dat ik in een bus zat. Dat is niet zo vreemd, want ik zit vaak in een bus. Gisteren ook. Een bus heeft iets moois. Meer nog dan een auto is een bus misschien wel een metafoor voor het leven zelf. Je bent op weg, maar je zit niet zelf achter het stuur. Een bus heeft altijd een vaste route en dat heeft iets geruststellends. Je weet wanneer de bus vertrekt, waar hij stopt onderweg en dat hij altijd aankomt op het verwachte tijdstip.

Zittend in een bus komen gedachten in je op die anders niet bij je opkomen. In een bus zakt het bewustzijn naar een lager niveau en soms mijmer je helemaal weg naar een embryonale zweeftoestand. Een bus is een mijmermachine. Het is een ideale locatie voor een heel gezonde activiteit: het dromen overdag.

Er zijn mooie gedichten geschreven over het reizen in een bus. Het bekendste is natuurlijk De Afsluitdijk van Vasalis met dat ‘wonderlijk gespleten lange heden’. Maar ook in romans en verhalen speelt een bus vaak een belangrijke rol. Ik denk bijvoorbeeld aan die beroemde passage in Philip en de Anderen van Cees Nooteboom, waarin de hoofdpersoon bekent dat het zijn liefste wens is om ’s nachts in een bus te rijden… en dat dan ook mag gaan doen. Ook van Camus heb ik ooit een prachtig verhaal gelezen over de busreis van een vrouw. Het was bloedheet en ze werd telkens weer lastig gevallen door een vlieg.

De ruimte van de bus is tegelijk de binnenkamer van je gedachten. Vluchtig onderweg, stilstaand in het voorbijgaan. Maar terug naar mijn droom. Ik zat in een bus vannacht, maar die bus kwam nooit aan. Ik was voor eeuwig op weg en vreemd genoeg maakte ik mij daar helemaal niet druk om. De zon ging onder in de verte. De dag werd langzaam nacht. Als het dan toch ooit moet, zo dacht ik bij mezelf, dan wil ik sterven in een bus.

In een berijpt landschap reed ik gisteren Friesland uit. De Q-liner trok een rechte lijn de Afsluitdijk op. Ik zag het water. Ik zag de lucht. Ik zag het licht. Even meende ik een stem te horen fluisteren in mijn hart. ‘Het is slechts een ongelukkig toeval om niet bemind te worden, maar een ramp om niet te beminnen.’ De tijd leek stil te staan. Maar de bus reed door.