Niet meer en niet minder
Onlangs las ik een verslag in de Volkskrant van een symposium in Groningen over de ware aard van de ster van Bethlehem. Bètha-wetenschappers zoeken naar serieuze antwoorden over deze eeuwenoude vraag. Alpha-wetenschappers daarentegen zijn alleen maar sceptisch. En toch, er is meer tussen hemel en aarde. Ook dit verhaal kan geen toeval zijn. Luister maar, het is echt gebeurd, zij het in mijn dromen.…
Ik liep vannacht door een licht gebogen straat met lage huizen uit het begin van de vorige eeuw. Het was de straat waarin ik woon. Bij een van die huizen waarvan de ramen gesloten waren, heb ik aangeklopt want de bel deed het niet. Het was mijn eigen huis en er was niemand thuis. Over een paar maanden, als de ramen weer open zijn, zo dacht ik bij mezelf, zal ik er nog eens langslopen en wederom aankloppen….
Het is een wonderlijk verhaal in deze grijze dagen van de lente. Ik lag nog op bed in mijn eigen huis, terwijl ik langsliep op straat en aanklopte omdat de bel het niet deed. Het was niet alleen een wonderlijke, maar ook een ingewikkelde droom. Meerdere verhaallijnen liepen door elkaar. Zoals in het begin van een film, als je nog niet weet waar het verhaal naar toe moet, zo belandde ik van de ene situatie plotseling in de andere. Ik kan de droom alleen navertellen, als ik de scènes uit elkaar trek, maar in feite schoof alles voortdurend door elkaar heen.
Het begint met een bergbeklimming. Zwaar bepakt loop ik naar boven. De berg wordt steeds steiler. Ik struikel en sta op. Ik struikel weer. Eventjes lijk ik zelfs weg te glijden, maar ik kan me nog net vastgrijpen aan een boomstronk. Het landschap om me heen wordt kaler en kaler. Het dringt tot mij door dat ik ver van huis ben. Een globetrotter ben ik nooit geweest. Een noordeling, dat zal ik altijd blijven.
Ongeveer een kilometer voor de top beland ik bij een kleine hut, waar een oud vrouwtje woont. Ze lijkt op mijn moeder, maar ze is het niet. Met trillende stem vraagt ze me de zware bepakking af te doen. Ik doe er beter aan, verzekert ze me, om zonder ballast mijn tocht naar de top te vervolgen. Ze heeft het goed met me voor, zo lijkt het, en ik geef gehoor aan haar verzoek, wetend dat het zeer gevaarlijk is om zonder proviand naar boven te gaan. Bij het weggaan zegt ze nog iets, iets wat ik liever niet had willen horen.
“Ik heb slecht nieuws’, zegt ze. ‘Slecht nieuws voor iedereen. Er is niets achter de horizon. Niets achter de bergen. We zullen het moeten doen met het hier en nu, met het leven vóór de dood. We zullen moeten liefhebben zonder hoop…”
Daarna voel ik me zo licht als een veertje en bereik ik zonder verdere problemen de top van de berg, waar een adembenemend uitzicht wacht. De Himalaya ligt aan mijn voeten en ik realiseer me dat ik op het dak van de wereld sta. Ik zie een witte piano en hoog aan de hemel straalt de zon. De ellende is minder erg als de zon schijnt, denk ik bij mezelf. Ik zie Bach, Paganini, een giraf en een hinde. Er zwemmen palingen langs de regenboog.
Dan verandert het decor. Opeens, en vroeger dan ooit tevoren, grijpt de angst om zich heen. Ik ben in een gebouw dat me bekend voorkomt. Ik was daar al de hele tijd trouwens, ook toen ik naar boven klom. Nog kort geleden was ik zwaar depressief. Ik voel me nog wat somber en wil naar huis, maar ik kan niet. Alle deuren zitten op slot en de bel doet het niet.
In de ruimte ernaast klinkt opeens rumoer. Er is ruzie uitgebroken. Er wordt gescholden en er vallen zelfs rake klappen. Ik kijk uit het raam en zie op het voorplein een soort schuur die leeg staat. Je kunt er door de kieren naar binnen kijken. Er is daar al jaren niemand geweest. Tenminste, zo ziet het er uit. De ruzie in het naburige vertrek loopt volledig uit de hand.
Dan ben ik weer buiten. Ik klim wederom de berg op en tegelijk realiseer ik mij dat ik door een oude straat loop in Angoulême. Ik ben hier ooit eerder geweest, maar wanneer? Heel even hoor ik de stilte van mijn kinderjaren. Een toreador zingt over zeelieden en verre standen. Ik zie een locomotief met een kolenwagen en een rouwstoet zonder kist. Een vuurpijl spuit de hemel in en ik heb zomaar een glas wijn in de hand. Er wordt gedanst, maar ik weet bij God niet waarom. Of het moet zijn dat ik verliefd ben, maar dat ben ik al zo lang niet geweest….
Ik moet leren liefhebben zonder hoop. Dat zal het zijn. Zonder hoop… hoe is het mogelijk? Liefhebben is hopen en geloven tegelijk, maar de hoogste daarvan is de liefde. Zo heb ik het altijd geleerd. En misschien is het ook wel zo, maar anders dan ik altijd dacht. De liefde is alles. Dat is het dan. Niet meer en niet minder.