Ik ben nou nog springlevend

kleine mus.jpg

Nog niet zo lang geleden kwam er een mus bijna bij mij binnen vliegen. Hij bleef zitten op de knop van het raam en leek even te twijfelen. Zou er dan toch iets zijn wat geen mus is? Iets heel anders? Een Mous bijvoorbeeld? Eigenlijk wilde hij wel verder komen, maar hij aarzelde nog even. Stel je voor dat die grote mus daar, geen mus is, maar zoiets als een Mous. Wat is dat dan, een Mous? Hoe zou het zijn, denkt die mus, om een Mous te zijn? Misschien is dat wel veel leuker!

Ik heb geprobeerd hem uit de droom te helpen. In mijn beste mussentaal heb ik deze mus vaderlijk toegesproken. Luister eens mus, Mous zijn is ook niet alles. Helemaal niet als je een Mous bent geworden door een typefout van de Schepper. Mous en Mus, het scheelt maar één letter. Wees jij nou maar lekker een mus. Vlieg op! Je bent nou nog springlevend, straks ben je dood!

Maar deze mus wilde niet luisteren. Hij bleef daar maar zitten op de rand van mijn Mousen-domein. Misschien wachtte hij wel tot ik weg was. Wie weet wat hij dacht. Waarschijnlijk dacht hij helemaal niets.

Niets denken, wat zou ik dat graag willen. Ik denk teveel, veel te veel. Soms denk ik wel eens: waarom? En dan zit ik weer een tijd te denken. Hoe zou het zijn als ik een dag niet zou denken, gewoon niets doen, niet schrijven ook. Gewoon wat liggen in de zon. Vandaag moet ik weer aan de bak, want ik moet een lezing geven in Heerenveen bij de workshop over ‘het ecokathedrale denken’ van Louis Le Roy.

Het is al weer zes jaar geleden dat Louis Le Roy midden in de zomer overleed. Ik heb hem goed gekend. Bij mij op het toilet hangt nog altijd een foto, die hij me ooit toestuurde. Her is een uitvergrote krantenfoto van mij. Met hele kleine letters had hij daarop het volgende geschreven: ‘Oui, c’est moi ami.’ Zelf had ik hem nooit ‘mijn vriend’ durven noemen. Ik zag tegen hem op, en tegelijk ook weer niet. Vooral dat laatste waardeerde hij. Dat ik hem nog wel eens van repliek diende.

Zo af en toe gaf Le Roy mij een wijze raad. Zo raadde hij me ooit aan om alles op te schrijven wat mij in mijn leven in de weg heeft gestaan. Een verhaal dus over alle dingen die mij belemmerd hebben om te doen wat ik diep in mijn hart altijd had willen doen. maar nooit gedaan heb. Kortom, het verhaal over mijn blokkades.

Le Roy had begrepen dat ik graag mijn aandacht eens op één ding zou willen richten. Soms noemt hij mij ‘de dolende ridder’. Ik vond dat een benaming waar ik wel vrede mee kon hebben. Een dolende ridder doet me denken aan Don Quijotte. Dat is misschien wel de grootste romanfiguur uit de geschiedenis, terwijl hij niet was bedacht om dat te worden. De figuur Don Quijotte was oorspronkelijk een parodie, een karikatuur op de in verval rakende ridderverhalen. Soms is een karikatuur zo scherp dat hij zijn doel voorbijschiet en zelf een nieuwe werkelijkheid wordt.

Over die wijze raad had Le Roy goed nagedacht. Zelf was hij heel lang geleden opgehouden om allerlei dingen tegelijk te doen. Hij richtte zich voortaan op één ding. Met die ene activiteit, die zich sindsdien al decennia lang dagelijks voortzette in de tijd, heeft hij tot ver buiten de landsgrenzen bekendheid verworven.

Daar was het hem overigens niet om te doen. Zijn bedoeling was het om aan te tonen wat één mens in zijn leven tot stand kan brengen. De tijd zelf werd ingezet in een gevecht tegen de tijd. Of beter gezegd, in een gevecht om te ontsnappen aan het tijdverslindende ‘nu’ dat je altijd weer weerhoudt om te doen wat je kunt doen. Soms kun je tijd stelen van de tijd zelf. Er is geen creatievere tijd dan gestolen tijd.

Deze ontsnappingstruc van Le Roy was mooi bedacht, maar ik was bang dat deze ingenieuze strategie niet aan mij besteed was. Is het niet zo, dat ik elke dag doe, wat ik moet doen, omdat ik denk dat ik dat moet doen. Terwijl ik zelden doe wat er werkelijk gedaan moet worden. Kortom, ik zit mezelf in de weg.

Zo bleef de wijze raad van Le Roy vaak in mijn hoofd rondspoken. Het verhaal over mijn blokkades, wat moest ik daarmee? Waarom zou ik alles op papier zetten wat een belemmering is geweest? ‘Het leven moet vooruit geleefd worden, en niet achteruit begrepen.’ Was het niet Kierkegaard die dat zei?

In het laatste jaar van zijn leven had Le Roy de gewoonte om geregeld een stapel boeken te kopen van een boek dat hij zelf heel erg mooi of belangrijk vond. Die boeken gaf hij dan weg aan mensen die het moesten lezen als een verplicht huiswerk. Hij schreef er ook een persoonlijke opdracht in.

Een paar weken later belde hij die mensen dan op, of ze het boek inderdaad gelezen hadden en wat ze er van vonden. Ik had het voorrecht om tot dat groepje mensen te behoren. Zo fietste ik zowat elke maand naar Oranjewoud om mijn boek op te halen. De hele middag kreeg ik dan een preek te horen, waarom juist dit boek zo belangrijk was.

Het waren meestal boeken over milieu en ecologie, zoals als Al Gore, De wereld in de waagschaal (1993) of Alain Wesman, De wereld zonder ons (2007). Het laatste boek dat ik van Louis cadeau kreeg was: Aanschouwt de vogels, wie zijn zij en wat doen zij? (2009), geschreven door Colin Tudge. Le Roy vond dit eigenlijk het allerbelangrijkste boek. Zelf kon hij in zijn laatste jaren uren door het raam naar buiten zitten kijken. Dan aanschouwde hij de vogels.

Vaak herinnerde hij mij eraan, dat het toch wonderbaarlijk is dat een mus – zonder op of om te kijken – recht op een takje aan komt vliegen en daar dan in één beweging op gaat zitten. ‘Hoe doet dat kleine ding dat?’, vroeg hij zich dan af.

Mussen hebben geen kapsones. Mussen zijn gewoon mussen. Soms zou ik willen dat ik een mus was. Maar stel dat ik gewoon ‘mus’ was geworden. Ik zou dan niet weten wat het is om een Mous te zijn. Een mus weet niet beter of alles wat leeft is een mus. Grote mussen, kleine mussen, meer is er niet. Nee, mus zijn is ook niet alles. Ik kies ervoor om Mous te zijn, want een huismus zal ik nooit worden. Nee dat nooit! Of, zoals Frans Halsema ooit zong:

Ik wil bergen beklimmen, conventies verbreken
Gewoontes fiskeren uit elk reglement
Voordat de ouwe dag er een stok voor komt steken
En m’n lusten verlamt en m’n beetje talent
En als het wil lukken dan ga ik steeds verder
Ik breek met de kudde en leef in het groot
Verrek met je schapen, val dood met je herder
Ik ben nou nog springlevend maar straks ben ik dood