Op de fiets naar Alkmaar
Gisteren ben ik van Leeuwarden naar Alkmaar gefietst. Het eerste stuk was redelijk bekend. Naar Harlingen ben ik wel meer gefietst de laatste tijd. Maar dan naar Zurich, op het schuine talud van de dijk, tussen de schapen en met zicht op de Waddenzee. Het viel me op hoe mooi de wolken daar weerspiegelden in het water.
De Afsluitdijk was afzien. Maar dat had ik ingecalculeerd. Bij het Monument heb ik even gepauzeerd om te lunchen op het kleine terras aan het water. Heel even dacht ik dat ik op het mooiste plekje van Nederland was beland. Als was blauw tot aan de horizon. Niemand weet dit en dat is maar goed ook. Dan de kop van Noord-Holland in. Dat viel tegen. Het landschap is hier desolaat. Het neemt je niet in zich op, zoals in Friesland.
Om acht uur was ik van huis gegaan en klokslag vier uur reed ik Alkmaar binnen. Daar was ik al gauw bij het verpleegtehuis van mijn lieve zus Trees. Er kwam een man op me af die mij een filmpje liet zien op zijn I-phone. Zijn vrouw, die evenals Trees Alzheimer heeft, speelde piano. ‘Sjopin,’ zei, hij, ‘want dat kon ze heel goed!’ Ze had het filmpje heel mooi gevonden, toen ze het terugzag.
Toen ik Trees terugzag, lachte ze. En even later huilde ze. Het weerzien was – zoals telkens weer – emotioneel. Al was het maar omdat ik voor haar een spookverschijning ben uit haar vroegste jeugd. Die oudste lagen van het geheugen doen het nog bij haar.
We liepen gearmd door de gang. En weer zei ze tegen mij, wat ze al eens eerder had gezegd:
”Wat ben jij toch een knappe man!”
En weer zei ik, wat ik al eens eerder had gezegd:
“Nou, dat heb ik van mijn liefste zus nooit eerder gehoord!”
Na een uur stond ik weer buiten en ik voelde me klein en kwetsbaar. De fiets parkeerde ik bij het station. Toen ik met de bus weer terug naar Leeuwarden reed, zag ik alle plekken onderweg met andere ogen. Op de fiets komen de dingen trager binnen. Je ziet meer details.