Rouw in tijden van goddeloosheid

Al dagen ben ik bezig met een verhaal dat langzaam vordert. Het wordt een filosofische roman over Camus en Vestdijk. Het verhaal gaat over een man die op latere leeftijd is gaan schrijven. Karuna is zijn naam. Nog niet zo lang geleden heeft hij zijn vrouw verloren, met wie hij veertig jaar getrouwd was geweest. Hij is nu een boek aan het schrijven over het Harlingen van Vestdijk, maar het wordt steeds meer een ‘rouw-journaal’, ‘un journal de deuil’ zoals de Fransen dat noemen. ‘Rouw in tijden van goddeloosheid’, zo zou het moeten gaan heten.

Het boek, dat Karuna schrijft, wordt een soort filosofische zoektocht naar zijn overleden vrouw, terwijl hij onderzoek doet in het Harlingen van Vestdijk. Dat alles leidt tot een debuutroman die na verschijnen wordt bekroond met de Anton Wachterprijs –  de befaamde prijs voor debutanten, die tweejaarlijks wordt uitgereikt door de Vestdijk-kring i.s.m. niet de gemeente Harlingen.

Twee jaar tevoren werd zijn vrouw plotseling ernstig ziek en drie weken nadien overleed zij aan wat in die zwoele septemberdagen van 2016 gaandeweg longkanker met uitzaaiingen bleek te zijn. Ook in die situatie bleef het schrijven voor hem een methode om greep te houden op de werkelijkheid van alledag. Mede op aandringen van anderen schreef hij dagelijks op zijn weblog over de heftige gevoelens van verdriet die hem overspoelden en alle herinneringen die na haar dood bij hem bovenkwamen.  

In de eerste maanden na het overlijden van zijn vrouw had Karuna veel nagedacht over de dood. Hij merkte dat er in zijn leven iets wezenlijks veranderd was. Rouw legde de fundamenten bloot van zijn bestaan. Het was een voortdurend gevecht tussen opstandigheid en aanvaarding. Schrijven werd voor hem een oefening om weerstand te bieden tegen de opstandigheid en ruimte te creëren voor de aanvaarding. In die zoektocht was een plotseling opkomend verlangen naar transcendentie iets wat hem vaak in verwarring bracht.

Misschien zijn religies ooit wel ontstaan door het tragisch besef dat het leven eindig is en als een zeepbel zomaar uit elkaar kan spatten. Het verlangen naar kennis en inzicht streed bij hem om voorrang met zijn verlangen naar vervulling en verlossing. Waar kruiste zijn plotselinge hang naar transcendentie met het intense gemis ervan dat hij in zijn jeugd had ervaren bij zijn afscheid van God? 

Hoe je transcendentie ook definieert, voor hem was dit begrip opeens onlosmakelijk verbonden met de dood. Dat wil zeggen, met alles voorbij de dood, alles wat een mens bedenken kan over ‘gene zijde’, een mogelijk voortbestaan, over iets wat het leven letterlijk overschrijdt. Het gemis daarvan maakte hem opnieuw opstandig, alsof hij andermaal in opstand kwam tegen een God die hij ooit zelf met kracht de deur had gewezen. 

Onderwijl reist Karuna veel naar Harlingen om de stad beter te leren kennen. Hij gaat daar dwalen en al lopend komen herinneringen boven aan zijn vrouw, maar ook gedachten over de dood en hoe het is om te rouwen zonder uitzicht op een hiernamaals. Op die laatste vraag probeert hij een filosofisch antwoord te vinden. Twee boeken wijzen hem daarbij de weg. Het eerste is De toekomst der religie, dat Vestdijk publiceerde is 1947, het jaar dat Karuna geboren werd. Het andere is: De mens in opstand van Albert Camus, dat in 1951 verscheen.

Vestdijk mag dan niet veel over Camus hebben geschreven, maar wat hij schreef is wel belangwekkend  met het oog op het verhaal van Karuna. Bovendien heeft Vestdijk De mens in opstand van Camus zorgvuldig gelezen, want in zijn nalatenschap is een exemplaar van dat boek gevonden met allerlei aantekeningen.