Toeval bestaat niet

Achter het Concertgebouw in Amsterdam bevindt zich Café Welling. Toen ik daar onlangs laat in de avond aan de stamtafel belandde, raakte ik in gesprek met een aantal mensen om me heen. Het waren vogels van verschillende pluimage. Rechts van mij zat Kees Blokland, die directeur is van de afdeling ‘Human Resources’ van de Nederlandse Spoorwegen en in de ‘Inktpot’ werkt, dat kolossale hoofdkantoor van de NS in Utrecht. Hij houdt zich onder meer bezig met de promotie van literatuur en poëzie bij de spoorwegen. In zijn vrije tijd bleek hij niet alleen zelf gedichten te schrijven, maar ook al drie keer de Elfstedentocht te hebben gereden. Op een bierviltje liet hij een gedicht achter dat hij  over zijn barre ervaringen op het ijs in Friesland had geschreven:.

de laatste schaatser glijdt vermoeid
hij ziet het donker niet
zijn woorden fluistert hij
verloren in de noordenwind
hij rijdt zijn schaduw los
hij wordt weer kind.

Gisteravond heb ik gegeten in Café Restaurant De Walrus aan het Gouvernersplein in Leeuwarden.  Ik zat daar met het bestuur van de stichting It Sil Heve, die de zogeheten Elfstedenbrug beheert. We namen afscheid van Hein Dijkstra die vijf jaar lang voorzitter is geweest van deze stichting. Voor hem was Henk Kroes voorzitter geweest. Voordat het laatste gerecht werd opgediend sprak ik als secretaris van de stichting  een kort afscheidswoord

Het is al weer twintig jaar geleden dat Marée Blok en Bas Lugthart het idee voor de Elfstedenbrug hebben bedacht. In de zomer van 1998 kwamen ze zomaar bij mij binnenvallen. Ze hadden het ontwerp bij zich dat kort tevoren was afgekeurd door de kunstcommissie van Tytsjerksteradiel. Wat ik er van vond en of er niet meer mee te doen was. Toevallig was ik net bezig met de voorbereiding van het project ‘Pylgers nei Fryslân in het kader van het Frysk Festival dat parallel met de manifestatie Simmer 2000 zou plaatsvinden. Wat zou het mooi zijn als in Bartlehiem – de plaatsnaam was ontleend aan een middeleeuws klooster Bethlehem geheten – in het jaar 2000, een betegelde brug zou komen, waar alle nog levende elfstedenrijders uit de twintigste eeuw bijeen konden komen. Een nieuw pelgrimsoord voor Friezen uit de hele wereld. Ik legde het plan voor aan Henk Kroes die destijds voorzitter was van de stichting Simmer 2000 en die was meteen enthousiast.

En zo begon de bal te rollen, vooral door toedoen van Henk Kroes die de benodigde financiële middelen bijeen wist te garen. Uiteindelijk werd het niet Bartlehiem waar de Elfstedenbrug gerealiseerd zou worden, maar de Canterlandse brug op de weg tussen Lekkum en Giekerk, de laatste brug op de route van de Elfstedentocht. Het was niet de zomer van 2000, maar het jaar daarop, dat het kunstwerk gereed kwam. Het werd zelfs een hele nieuwe brug, mede dankzij de intensieve samenwerking tussen de twee gemeenten Leeuwarden en Tytsjerksteradiel, want de brug lag exact op de gemeentegrens.

Bij mijn afscheidswoord gisteravond voor Hein Dijkstra refereerde ik aan mijn ontmoeting met Kees Blokland in Café Welling in Amsterdam en las bovenstaande dichtregels van hem voor, die hij op een bierviltje had achtergelaten. Toen ik was uitgesproken gebeurde er iets merkwaardigs. Nynke Eerligh, die het bestuur van de Koninklijke Vereniging De Friesche Elf Steden secretarieel ondersteunt, haalde een drukproef uit haar tas van de nieuwsbrief die binnenkort verstuurd zal worden naar alle leden van de Elfstedenvereniging. Daarin waren een paar gedichten opgenomen van Kees Blokland. Dat was nog nooit eerder gebeurd. Ik wist daar ook niets van. Toeval bestaat niet. Zo vielen deze dichtregels precies op hun plek.

de laatste schaatser glijdt vermoeid
hij ziet het donker niet
zijn woorden fluistert hij
verloren in de noordenwind
hij rijdt zijn schaduw los
hij wordt weer kind.