(foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam)
‘Kijk het sneeuwt! Ik moet naar buiten! Slapend Amsterdam in zo’n witte nacht, grachten van donker jade onder kleine, besneeuwde bruggetjes, verlaten, stille straten en het gedempte geluid van mijn eigen voetstappen, dat is volmaakte puurheid; maar het duurt maar kort, want morgen is alles weer een vieze modderboel. Ziet u hoe die enorme vlokken door en op elkaar tegen het raam aan plakken? Dat zijn de duiven, er is geen twijfel mogelijk. Eindelijk strijken ze neer, de zachten, ze bedekken het water en de daken met een dicht veren dek, ze fladderen voor alle ramen heen en weer. Het is gewoon een hele invasie! Laten we hopen, dat ze ons iets goeds te vertellen hebben. De hele wereld verlost en niet alleen de uitverkorenen, dat was nog eens wat!’
Jean-Baptiste Clamence in De val van Albert Camus.