Never alone

Ach wat, het rukken kent geen eind
Of je nu schuurt of schaaft, beschaafd
of onbeschaafd je aan de lusten laaft
de pik geschud, de hond moet aangelijnd

En toch breekt hij weer los
Hij snuffelt hier en daar
tilt zijn poot op, het is waar:
we zijn een beest, de beer is los

Laat die sloerie dan maar lonken
Het is ons lot. Er is geen schild
Je kunt je verstoppen als je wilt
maar je ziet telkens weer haar schonken

En anders wel die lach, die blik
Wat heeft een vrouw, en wij dan niet?
Waarom geeft lust zoveel verdriet
Waarom zij wel? Waarom wij niet?