Van de week zat ik in een verduisterde bovenruimte in het atelier van Ids Willemsma in Easterwierum gefascineerd te kijken naar drie, in felle kleuren oplichtende televisietoestellen. De met een lasapparaat aangebrachte uitsparingen in een metalen voorhang deden de beeldschermen van achteruit oplichten in een wonderlijk spel van kleurlijnen en kleurstippen. De televisiebeelden werden zo getransformeerd tot bewegende licht-tekeningen in metaal. Op de achtergrond klonk muziek van Monteverdi.
Dit halfduistere schouwspel van licht deed mijn gedachten afdwalen naar de grotten van Lascaux, waar onze verre voorouders duizenden jaren voor het begin van onze jaartelling wilde dieren tekenden op wand in het halfduister van een onderaardse grot. Ik heb het voorrecht gehad om deze grottekeningen in hun oorspronkelijke vorm al in 1962 in het echt te mogen te mogen zien. Dat deed ik aan de hand van mijn vader. Een jaar later werden de grotten gesloten voor het publiek omdat de tekeningen op de rotswanden werden aangetast door schimmels en bacteriën die werden veroorzaakt door de lucht, die door de bezoekers werd uitgeademd. Als vijftienjarige jongen raakte ik gefascineerd door deze primitieve rotstekenen van wilde dieren. Ik schreef er een opstel over dat zeer in de smaak viel bij mijn leraar Nederlands en ik mocht het voorlezen in de klas.
Dat opstel ging over het verhaal over de vier jongens uit de omgeving van Lascaux die in 1940 tijdens een wandeling hadden gezien dat hun hond plotseling onder de grond verdween. Ze waren hem achterna gekropen naar beneden. Eenmaal afgedaald in de grot vielen ze van de ene verbazing in de andere. Hun bijzondere ontdekking kreeg destijds maar weinig aandacht door het rumoer van de oorlog. Na de bevrijding veranderde dat snel, vooral door een bijzondere fotoreportage in het Amerikaanse blad Life. De grotten van Lascaux werden wereldberoemd, en dat in die naoorlogse jaren, waarin de kunstenaars van Cobra zich opnieuw lieten inspireren door de kunst van de primitieven, die de natuur in hun meest elementaire vormen hadden weten te vangen… en misschien zelfs weten te bezweren. Sinds ik die tekeningen in 1962 voor het eerst mocht aanschouwen, heeft Lascaux een bijzondere betekenis voor mij. Deze ‘Sixtijnse kapel van de prehistorische kunst’ is voor mij zoiets als een geboorteplaats. Hier is niet alleen de kunst geboren, maar ook mijn belangstelling ervoor.
Dat alles kwam weer in mijn herinnering boven toen ik maandavond j.l. in dat halfduister van het atelier van Ids gefascineerd naar zijn vreemde televisie-tekeningen zat te kijken. Even verderop, op een bovenetage van zijn atelier staan enkele kleine dieren, gesneden uit hout. Eén daarvan is een hond. Je ziet hem van opzij, als een uitgezaagde tekening. De oren zitten niet naast maar achter elkaar. De ogen zijn gemarkeerd door een spijkerkop en op het hout zijn potloodstrepen zichtbaar, die ooit het hele beeldje moeten hebben bedekt. Het is een markant object, plat en plastisch tegelijk. De gestalte van een hond is teruggebracht tot zijn essentie. Het zou een vroeg werk van een primitieve voorouder kunnen zijn, een jager die op jacht ging in de omgeving van Lascaux. Maar het is een vroege ‘Willemsma’, gemaakt toen de kunstenaar acht jaar oud was.
Een oud schetsboek van Ids uit zijn lagere school-tijd laat tekeningen zien, waarin vooral vogels zijn uitgewerkt. Die eerste tekeningen van hem lijken wel een beetje op huidige televisie-tekeningen die zijn uit-gelast in het metaal. Maar in dat eerste schetsboek zijn ook graspollen te zien, een bootje, spelende kinderen in de vrije natuur …. Het is de omgeving van Akkrum in de jaren vijftig, gezien en gefantaseerd door het kind Ids Willemsma. De vroege kindersculpturen van hem zijn naast modellen van zijn latere monumentale werk vanaf april volgend jaar te zien in het paviljoen Obe van Tresoar. De ‘wereld an Ids Willemsma’ zal dan door curator Frank den Oudsten met onverwachte elektronische middelen tot leven zal worden gebracht. Ook dan zullen natuur en electronica elkaar opnieuw ontmoeten in een elementaire taal van beeld, schrift en geluid. ‘Lascaux op het Oldehoofsterkerkhof.’ Ook zo zou die tentoonstelling kunnen gaan heten.
Later las ik alles wat er zoal over Lascaux is gedacht en geschreven. Er waren er die in die grottekeningen een alternatief scheppingsverhaal zagen verbeeld. Dood en erotiek zouden elkaar voor het eerst in deze schilderingen gevonden hebben. In deze grot werd de kunst geboren in zijn meest elementaire oervorm, waarin de latere drang naar abstractie al in de kern te zien zou zijn. Hoe dan ook, die drang om de vorm te reduceren tot de essentie, geïnspireerd door de taal van de natuur zelf, en niet door een cerebraal concept van een wereldvreemde modernist, is ook eigen aan de kunst van Ids Willemma. Hij is een natuurtalent dat bij de natuur zelf in de leer is geweest. Of zoals Thom Mercuur het ooit treffend heeft verwoord:
‘Ids wie eins al in keunstner foardat hy wat makke hie’.
Toen ik zijn televisie-tekeningen van de week voor het eerst zag, dwaalden mijn gedachten niet alleen af naar de grotten van Lascaux, maar ook naar de schok die de beelden van een televisietoestel voor het eerst in de huiskamer teweeg moeten hebben gebracht,. Marshal McLuhan schreef er in 1964 een profetisch boek over: Understanding media. Media zo beweerde hij, maken de werkelijkheid voor ons sneller en lichter. Ze spinnen ons langzaam vast in een complex van dagelijkse ervaringen waarbij de zintuigen steeds meer verwikkeld raken in een onontwarbare kluwen. Barrières vallen weg en alles krijgt met alles te maken.
De telegraaf vertaalde het schrift in klank. De telefoon is spraak zonder muren. De grammofoon is een concertgebouw zonder muren. De foto is een museum zonder muren. Het elektrisch licht is ruimte zonder muren. De film, radio en tv zijn klaslokalen zonder muren. De primitieve stam-mens keert volgens McLuhan weer terug terug in het elektronische tijdperk. De elektronische mens wordt even nomadisch als zijn paleolithische voorouders. De introspectie valt weg en maakt stilaan plaats voor een toenemende geïnvolveerdheid van het bewustzijn in de elektronische media. Kortom, we beleven de terugkeer naar de tribale cultuur van de primitieven van Lascaux en het hedendaagse populisme is misschien wel de meest zorgwekkende uiting van deze profetische woorden van McLuhan.
In de ‘global village’, het elektronische werelddorp, werd de westerse mens steeds tribaler in zijn denken, als we McLuhan mogen geloven. Al in 1964 zag hij dat vergezicht voor zich opdoemen. In hetzelfde jaar dat zijn boek Understanding media verscheen verhuisde de Fluxus-kunstnaar Nam June Paik naar New York waar hij de de Amerikaanse celliste Charlotte Moorman leerde kennen met wie hij wonderlijke performances met televisietoestellen uitvoerde, zoals de Televisie- BH. Nam June Paik beweerde dat de televisie de intellectuelen en kunstenaars van zijn tijd ten onrechte had gemarteld. Het werd nu tijd dat kunstenaars en intellectuelen voortaan de televisie zouden gaan martelen. En dat hebben ze sindsdien ook op allerlei manieren gedaan.
De televisie is inmiddels een vertrouwd stuk huisraad geworden.We kunnen niet meer zonder, ook al draait de wereld door …ook zonder tv. De televisie is het behang van ons dagelijks bestaan geworden, zoals ooit de grottekeningen van Lascaux als een dergelijk bezwerend behang hebben gediend. En misschien is dat het wel dat de televisie-tekeningen van Ids Willemsma ons in laatste instantie laten zien. Ze brengen ons terug naar Lascaux, naar de primitieve grenslijnen tussen figuratie en abstractie, grenslijnen die in de natuur zelf te vinden zijn, zoals Ids Willemsma van nature als kind al wist. Het televisiebeeld wordt door hem teruggebracht naar zijn primitieve oerstatus die meer weg heeft van magische sculptuur dan een elektronisch opflikkerend beeld in de duisternis.
En ook dat had Marshall McLuhan al voorspeld. Al in 1964 schreef hij:
‘Het tv-beeld heeft een laag gehalte van gegevens. Het tv-beeld is geen film-foto. Het is helemaal geen foto, maar een onophoudelijk zich vormende en en vervormende omtrek van dingen , die worden getekend door een aftasting van de electronen-straal. De plastische omtrek treedt tevoorschijn door licht dat dóór een scherm, niet op een scherm valt; het aldus gevormde beeld heeft de aard naar beeldhouwwerk en iconen, en niet naar een schilderij. Het televisiebeeld geeft de kijker zo’n drie miljoen beeldpunten per seconde te verwerken. Daarvan ontvangt hij maar enkele tientallen en daarmee maakt hij een beeld’ (einde citaat).
Dat zijn mooie en profetische woorden van McLuhan. Maar ik begreep ze pas echt toen ik van de week voor het eerst deze televisie-tekeningen van Ids Willemsma zag en die mijn gedag heen deden afdwalen nar Lascaux. Hij maakte met beelden en tekeningen in een slag duidelijk wat woorden met veel omhaal slechts aan kunnen duiden.
Inderdaad, het is waar wat Thom Mercuur ooit over hem zei:
‘lds wie eins al keunstner foardat hy wat makke hie’