Woensdag j.l.. was ik op bezoek bij mijn oudste zus Mariet. Ze woont in Elden, vlak onder Arnhem. In mei a.s. wordt ze 87. Mariet maakt de mooiste quilts van de wereld en exposeerde daarmee in alle uithoeken van Europa. Toen ik in 1947 geboren werd was Mariet al zestien jaar. Bij mijn doop was zij mijn ‘meter’, zoals dat toen heette. Wie weet nu nog wat dat is: peter en meter? Ome Jan uit Bakhuizen was mijn peter of peetoom.
Mariet kan Fries verstaan en ook redelijk goed lezen, vooral als ze de zinnen hardop leest. In de hongerwinter was zij ondergebracht bij mijn Friese familie in Bakhuizen. Ze vertelde me gisteren over de oorlog. Ik was de enige van na de oorlog bij ons thuis. Al mijn vier zussen – van wie er twee inmiddels overleden zijn – zijn voor of in de oorlog geboren. Ik was een beetje een nakomertje. Eindelijk een zoon en een stamhouder. Na mij zijn mijn ouders er ook meteen mee opgehouden om kinderen op de wereld te zetten. Dat had ook moeilijk meer gekund, want mijn moeder was 42 en mijn vader 50, toen ik geboren werd.
Hoe dan ook, ik heb de oorlog niet meegemaakt en dus ook niet de Hongerwinter in het laatste oorlogsjaar. Door haar verblijf in Friesland destijds voelt Mariet een diepere verbondenheid met Friesland dan ikzelf, terwijl ik hier nota bene al 42 jaar woon.
Mijn moeder ging destijds niet mee naar Friesland. Ze bleef achter bij mijn vader in Amsterdam. De telefoon werkte niet meer dus het enige contact met de kinderen verliep via brieven en ansichtkaarten die af en toe binnenkwamen. Mariet, die toen twaalf jaar was, heeft in die tijd behoorlijk in de rats gezeten, want ze was bang dat ze mijn ouders nooit meer terug zou zien.
Op een dag kwam er een brief, waarin mijn vader verslag deed van de stand van zaken die behoorlijk somber was. Hij was bang dat het in Amsterdam net zo zou gaan als in Boedapest. Een groot bombardement zou aan alles een einde maken. Eerlijk gezegd heb ik nooit geweten, dat Boedapest in de oorlog gebombardeerd is. Maar het schijnt dat de geallieerden daarmee dreigden en het ook daadwerkelijk deden in de zomer van 1944.
Zover is het gelukkig in Amsterdam nooit gekomen. Ook de Hongerwinter ging voorbij. Het werd weer voorjaar en de Bevrijding kwam er aan. Twee jaar later werd ik geboren.
Mariet vertelde me iets, wat ik al eens eerder heb gehoord. Mijn Pake uit Bakhuizen, die ik zelf nooit gekend heb – hij overleed 1943 –, heeft ooit een paar Friese spreuken bedacht, zoals deze: ‘Wês in sinnestriel, in oar hat der ferlet fan.’ In goed Nederlands: ‘Wees een zonnestraal… een ander heeft er behoefte aan.’ Maar ook deze: ‘Doch dyn plicht en lit de lju rabje…’ Anders gezegd: ‘Doe je plicht en laat de mensen maar kletsen…’
Dat zullen we dan maar doen. Ik heb ook nooit anders gedaan.