Afgelopen woensdag overleed de kunstenaar Zoltin Peeter. Het was een aangekondigde dood, want de Leeuwarder Courant besteedde er vorige week al ruimschoots aandacht aan. Ik kende Zoltin al sinds 1970, toen we beiden begonnen aan de studie kunstgeschiedenis in Amsterdam. Zoltin hield daar al na een jaar mee op, om zich nadien volledig aan de actieve kunstbeoefening te wijden. Eind jaren zeventig kwam ik hem opnieuw tegen toen bleek dat we beiden naar Friesland waren verhuisd. Vrienden zijn we nooit geworden, maar respect was er, zeker van mijn kant richting hem, voor zijn persoon en zijn werk.
Zoltin had een scherp oog als het gaat om het beoordelen van kunst. Dat heb ik door de jaren heen in meerdere jury’s en commissies kunnen vaststellen. Zijn ruime ervaringen als docent aan de AKI zullen daar mede toe bijgedragen hebben. Daarnaast had hij veel belangstelling voor het werk van collega-kunstenaars. En dat kun je lang niet van alle kunstenaars zeggen. Er ging geen belangrijke opening voorbij of Zoltin gaf acte de présence. De laatste jaren werd hij allengs kritischer op het werk van anderen. Vorig jaar om deze tijd wilde hij me nog eens uitgebreid spreken. We spraken af op een terras in Leeuwarden. Zoltin had vragen over het concept dat ik bedacht had voor de tentoonstelling Tabula Rasa. Zo raakten we aan de praat over heden, verleden en toekomst. Het was de laatste keer dat ik hem echt gesproken heb.
In 2010 werd aan Zoltin de Gerrit Benner-prijs toegekend. In zijn dankwoord was bij behoorlijk kritisch, niet in de laatste plaat over de prijs zelf. De volgende dag wijdde ik daar een weblog aan. Die tekst herhaal ik vandaag… als postuum eerbetoon aan een bevlogen kunstenaar.
***
‘Over dertig jaar zal de Gerrit Benner-prijs de Zoltin Peeter-prijs heten’. Dat zei Zoltin Peeter gisteren in zijn dankwoord bij de uitreiking van de Gerrit-Benner-prijs. Hij speelde even met de initialen van de Friese meester: GB. Zo ondertekende hij ook. ZP zal het dan zijn. Dat wil zeggen: een prijs zonder poen. Want voor die paar schamele rotcenten die hert prijzengeld voorstelt kun je jezelf toch moeilijk een laureaat voelen. Zelf juryvoorzitter Lisette Pelser benadrukte dat nog eens in haar toespraak. Her prijzengeld voor de Gerrit Benner-prijs is Gerrit Benner onwaardig, om over de laureaten maar te zwijgen. Dit is trouwens al voor de derde keer op rij dat de jury hier bezwaar tegen aantekent. En elke keer dankt de gedeputeerde de jury weer voor haar kritische bijdrage. Wij zullen deze kritiek zeker meenemen in onze verder besprekingen. Zoiets zei Jannewietske gisteren. Zoiets wordt er elke keer gezegd. Maar er gebeurt geen ene moer.
Al met al was het en beschamende vertoning. Het zal je toch maar gebeuren dat je een prijs wint en de jury klaagt over het aantal inzenders. Het waren er slechts 31 geweest. Het jurylid Hans van Houwelingen, die overigens zelf niet aanwezig was, had me al eens eerder verteld dat de jury lang geaarzeld had of ze überhaupt wel een prijs toe moesten toekennen dit jaar. Uiteindelijk konden ze om het werk van Zoltin Peeter niet heen. En terecht, want hij is een integer kunstenaar die een respectabel oeuvre op zin naam heeft staan. Naar of dit werk nu een bijdrage levert aan de vernieuwing van de kunst in Friesland? Nou nee. Dat eerste criterium voorde beoordeling van de inzenders heeft de jury dan ook meteen naast zich neergelegd. Anders gezegd, ze hebben een heel andere prijs toegekend. Het werd in feite een oeuvreprijs, terwijl het moest gaan om een vernieuwende ontwikkeling die zich in laatste twee jaar heeft aangediend. Dat verwacht je een jong kunstenaar, die als winnaar uit de bus komt en niet – met alle respect- een ouwe rot in het vak zoals Zoltin Peeter.
Maar dat jonge talent dat is er nauwelijks en als het er is doet het niet meer mee. Alex Kooistra moet oppassen dat hij straks niet als de doodgeknuffeld eeuwig jong talent in het Friese Rosa Spierhuis belandt. Voor de tweede maal kreeg hij een eervolle vermelding en zelfs met het de obligate aanmoediging ‘vooral doorgaan!’. Als ik Alex was dan zou ik snel wegwezen. Maar dan een reeks eervolle vermeldingen valt er niet te behalen in Friesland. Als Fries schrijver kun je ook 243 keer de Rely Jorritsma-prijs winnen – en Durk van der Ploeg – heeft dat ook ooit es gedaan, zo heb ik me laten vertellen, maar daar schiet je natuurlijk geen ene moer mee op. Behalve die paar tientjes dan, waarvoor je eens goed uit kunt gaan eten. Nee, wegwezen Alex. Ga naar Berlijn, Londen of voor mijn part naar Rotterdam, maar hier in Friesland is verder geen eer meer te behalen, behalve dan prijzen zonder poen.
Ook de tweedeling tussen oeuvreprijs en ontwikkelingsprijs moet verdwijnen, zo vindt de jury. Dat is ook een kritiek die al drie jaar boven komt drijven, maar waar niets mee wordt gedaan. Bij de renovatie van het provinciale prijzenstelsel zal alles goed komen, zo hoor je op het Provinciehuis. Maar ik houd mijn hart vast. Prijzen uitreiken vinden gedeputeerden veel te leuk. Het begint er al mee dat je de prijswinnaar zelf mag opbellen. Jannewietske was zelfs even bij Zoltin thuis op het atelier geweest. Ze was er ook voor naar de kapper gegaan, want haar nieuwe windhoos-coupe was helemaal afgestemd op fjorden, watervallen, geisers en ander brûsplakken in het werk van Zoltin Peeter. Een echt noordelijk kunstenaar, wat wil je nog meer. Neo-romantiek on the rocks. Dat past wel bij het imago dat het provinciaal bestuur nastreeft. Voor de goede verstaander van de toespraak van Jannewietske is er in cultuurland Friesland zwaar weer op komst. Het rijk gaat weer eens de broekriem aanhalen en we zullen op het scherp van de snede met elkaar moeten discussiëren waar het in kunst en cultuur eigenlijk over gaat. Prijzen zonder poen dus. Meer zit er niet in.
Nee, dan Gerard van Klaveren. Toen ik de jas al aan had, trok hij nog even aan mijn mouw. ‘Wij zien elkaar morgen weer!‘. Inderdaad vanmiddag opent Gerard de tentoonstelling van Zoltin Peeter bij Galerie Smarius in Gorredijk. Ikzelf mag dan een praatje houden over het werk van Dolph Kessler.Twee prijswinnaars bij elkaar, hoe kun je het verzinnen. Als honorair consul van IJsland heeft Gerard iets met dit eiland on the rocks, vandaar dat hij gevraagd is. ‘Je gaat het toch niet over het bankwezen daar hebben?’ vroeg ik hem nog?’ Nee, dat zal niet gebeuren. ‘Krijg jij nou een IJsland-gevoel, als je dat werk van Zoltin ziet?’ vroeg ik nog. Dat was gelukkig wèl het geval. Stel je toch eens voor, als jij het niet meer voelt, wie moet dat gevoel dan wel beleven. Een IJsland-gevoel zonder poen dus. Gelukkig kun je het dan altijd nog over Björk hebben. IJsland, ik denk dat ik er ook maar eens ga kijken. Je ziet er geen mens, dat heeft ook wel iets.
ZIE OOK: OMROP FRYSLAN