Ça va

Hedenochtend, 9.30 uur

Kort voor zijn dood in 1956 schreef de katholieke Italiaanse filosoof Giovanni Papini een wonderlijk boek: Il Diavolo. Het is zo extreem katholiek dat zelfs de paus zich genoodzaakt zag het terstond op de Index te plaatsen. Toch werd het in meteen vertaald in het Nederlands. Volgens Robert Lemm was Papini’s visie op de duivel profetisch, omdat hierin de inflatie van hel en duivel wordt aangekondigd bij de hedendaags christenen of wat daar nog voor door wil gaan…’ Deze christenen’, zo schrijft Papini, ‘die hoe langer hoe meer christen worden, ontkennen niet het bestaan van de hel, maar zij geloven en verlangen dat zij ontvolkt zal wezen, bijna verlaten… leeg is de hel, en overbevolkt het paradijs.’ Volgens Robert Lemm lijkt Papini hiermee de jaren zestig aan te kondigen die hij zelf niet meer mee mocht maken: ‘de tijd van geforceerd optimisme, van flower power, all you need is love en het Tweede Vaticaanse Concilie. Het is de nieuwe mens, de mens van 1968, die op het einde van Il Diavolo de verzoening tot stand brengt tussen goed en kwaad.

Volgens de traditionele katholieke geloofsleer doet de duivel nog steeds zijn werk tot aan de wederkomst van Christus. Zijn grootse list is om ons te doen denken dat hij niet bestaat. Hij zou zelfs te herkennen zijn in het toenemend ongeloof van de moderniteit, waar psychologen en sociologen zo naarstig een verklaring voor zochten. Het Tweede Vaticaanse Concilie bracht een definitieve breuk teweeg met het scholastieke denken van weleer, met als gevolg de afschaffing van de polaire oppositie tussen goed en kwaad, tussen God en de duivel. Of zoals Robert Lemm het in zijn boek over Léon Bloy – die andere vergeten katholieke apologeet – het ooit kernachtig formuleerde: ‘Men wilde illuminatio zonder purificatio.

Zo zijn ook hel en verdoemenis uiteindelijk uit de Rooms-Katholieke Kerk verdwenen. ‘De Hel, dat is niet meer liefhebben.’ schreef Bernanos. Niemand kan zeggen dat hij daarin ongelijk had en ook Reve had dat zeker niet gedaan. Met zijn op William Blake gebaseerde visie op de verzoening tussen hemel & hel, God & duivel, was Reve eigentijdser dan hij misschien zelf wilde weten. Wat hem in het katholicisme aantrok was het irrationele, het tegenstrijdige, de gedachte dat de grootste waarheid zich kon omkeren in het tegendeel, de enantiodromie zoals Jung dat noemde. Het hoogste goed kon nog iets van het kwaad bevatten en zelfs in het diepste kwaad kon de liefde van God zich schuilhouden.

Het katholicisme is een geloof van tegenstrijdigheden, zo stelde Reve in zijn essay Zelf Schrijver worden (1986) . Alleen al over de aard van het bestaan, dat zich achter de dood schuil houdt, bestaan er volgens Reve binnen het katholicisme van oudsher drie verschillende voorstellingen die elkaar met vernietigende kracht tegenspreken, maar waar zelfs de kerkvaders en concilies gedurende vele eeuwen geen aanstoot aan namen. Die tegenstellingen werden volledig geaccepteerd, omdat – zo stelt Reve letterlijk: ‘de duisterheid, dubbelzinnigheid en tegenstrijdigheid in zichzelve van de verwoording de kenmerken van elke openbaring zijn, die de religieuze mens, wonderlijk niet als storend treffen. Deze schijnt intuïtief te beseffen dat de verwoording verwijst naar een waarheid, die nooit en te nimmer verwoordbaar kan zijn, en dat de letterlijke inhoud van die verwoording wel een functie heeft, maar niet iets is dat men, tegen de rede in zoude moeten geloven.’

Reve had ook niets met een Laatste Oordeel met zijn scheiding van geesten: de goeden rechts en de kwaden links. Als er ooit een Verlossing zou zijn, dan was die bestemd voor alle mensen, alle schepselen zelfs tot de dieren aan toe. De geschiedenis van de religie is het verhaal van de bezwering van het kwaad. Met de komst van de christelijke God werd de goddelijke soevereiniteit van het kwaad beteugeld. Met de kruisdood van Christus had God de Vader zijn soevereine geweld tegen zichzelf gericht en het kwaad als zodanig geabsorbeerd en onschadelijk gemaakt. Met het primitieve offer nam de mens nog deel aan het soevereine geweld van de goden. Dat offer bleef in het christendom in afgezwakte vorm nog eeuwenlang voortbestaan. Zo ontstond het christelijk substituut voor het heidense offer, waarin het sacrale nog volop aanwezig was, maar dat gaandeweg in een onttoverde wereld op de achtergrond raakte. Secularisering is in feite de teloorgang van het sacrale in het definitieve afscheid van het offer.

In de Romantiek diende voor het eerst het verlangen zich aan naar de sacrale dimensie van het leven, die als verloren werd beschouwd of die op het punt stond te verdwijnen. ‘Als het sacrale uit de wereld is verdwenen,’ schreef Baudelaire, ’kunnen er alleen nog minnaars van prostituees en minnaars van de wolken bestaan.’ Juist in seksualiteit, die van God was losgebroken, werd het sacrale gemist. Reve beschouwde de seksualiteit in al zijn verschijningsvormen niet als banaal, laag, smerig of zondig, maar primair als een sacraal gebeuren, sterker nog: als  ‘een geheiligd sacrament.’ Daarmee kwam de seksualiteit in een ander register terecht, voorbij de christelijke moraliteit. Dit amorele domein voor de romantische verbeelding was voor Reve een gebied voorbij goed en kwaad. Het verlangen naar het numineuze en het sacrale, het aanhoudend zoeken naar de afwezige God, met wie hij zich seksueel verenigen wilde in een nieuwe incarnatie, de hang ook naar een sadomasochistische wreedheid en een voortdurende obsessie met de dood zijn kenmerkende elementen voor zijn eigenzinnige mystiek, waarin het katholicisme zich voor even leek te vernieuwen.