De nog altijd onvoltooide roman
Goede morgen meneer Mous. Even voorstellen. Mijn naam is Lieuwe Stins en vertegenwoordig de fotoclub Kimswerd. Wij zijn bezig met een foto opdracht “maak een foto voor een kaft van een boek “. Omdat bijna alle leden, 17 in totaal, uit Harlingen komen vonden wij het als bestuur wel leuk om iets met onze plaatsnaam erin te organiseren. Zo kwam uw roman “Dood in Harlingen ” in het vizier. Nu mijn vraag. Zou u het leuk vinden om de inzending van onze leden te bejureren ? Het zou een aardige bijkomstigheid zijn als de auteur zelf zijn “omslag” zou uitkiezen. Het is een vrije opdracht dus alszodanig misschien niet helemaal in het plaatje dat u heeft passen, maar die gok nemen we dan maar. Het gaat uiteindelijk om de inspiratie van de fotograaf. Hoe we dit verder organiseren moeten we maar even bespreken. Graag hoor ik van u wat u van het idee vindt. Een vriendelijke groet.
Na een driedaags verblijf in Den Haag en omstreken vond ik dit bericht in mijn mailbox. Dood in Harlingen? Welke roman? Ik moest diep nadenken, maar opeens herinnerde ik mij dat ik ruim een jaar geleden hierover een blog heb geschreven met als titel De onvoltooide roman. Ik heb Lieuwe Stins als volgt geantwoord:
Beste Lieuwe Stins, excuus voor mijn late reactie maar ik zie dit bericht nu pas. Het boek ‘Dood in Harlingen’ is nooit verschenen en zal ook nooit verschijnen. Daarom lijkt me deze opzet weinig zinvol. Veel succes ermee verder en een goede groet, Huub Mous
Voor alle duidelijkheid, dit was mijn blog De onvoltooide roman :
***
‘In het licht van het klare denken blijft de wereld onze eerste en onze laatste liefde,’ zo schrijft Camus in zijn boek De mens in opstand. Maar wat betekenen deze woorden in het aangezicht van de dood? Camus spreekt over de juiste maat die de opstandige mens in acht moet nemen. Maar gaat dit ook op voor de liefde? Is het niet juist de liefde die zich per definitie uitlevert aan mateloosheid? Als het niet meer mogelijk is om in een God te geloven, dan zou je toch op zijn minst moeten kunnen geloven in een geliefde, ook als zij niet meer in leven is? Waarom blijft die onmogelijke gedachte nog altijd rondspoken, ook na de dood van God ?
Al tijden ben ik bezig met het schrijven van een roman, maar dit karwei wil maar niet vlotten. Vaak voel ik mij als Joseph Grand, een van de personnages uit La Peste van Camus. Grand was ambtenaar en al jaren bezig met het schrijven van een roman waarbij hij nooit verder kwam dan de eerste zin. Die zin werd steeds volmaakter, maar de roman werd nooit voltooid. Dat dreigt ook mijn lot te worden. Hoe dan ook, de roman, waar ik telkens weer mee begin en die ik wellicht nooit zal afronden, gaat over liefde en rouw in tijden van goddeloosheid.
De schrijver en de hoofdfiguur vallen met elkaar samen. Toch is het geen autobiografie. Het verhaal gaat niet over mijzelf, maar over Karuna. Het is ook geen sleutelroman. Elke gelijkenis met mijn eigen leven of dat van bestaande personen of gebeurtenissen berust niet op louter toeval, maar is ook geen exacte weergave van de werkelijkheid. Het is geen op feiten gebaseerd verhaal, maar ook geen fictie, al was het maar omdat bronnen uit de werkelijkheid als inspiratie hebben gediend voor iets wat je nog het best zou kunnen omschrijven als ‘het toeval van de werkelijkheid’.
Op 9 september 2016 werd Mathilde, de vrouw van Karuna, plotseling ernstig ziek en drie weken nadien overleed zij aan wat in die zwoele septemberdagen van dat jaar gaandeweg longkanker met uitzaaiingen bleek te zijn. In die tijd had Karuna veel nagedacht over de dood. Hij merkte dat er in zijn leven iets wezenlijks veranderd was. Rouw legde de fundamenten bloot van zijn bestaan. Het was een voortdurend gevecht tussen opstandigheid en aanvaarding. Schrijven werd voor hem een oefening om weerstand te bieden tegen de opstandigheid en ruimte te creëren voor de aanvaarding. In die zoektocht was een plotseling opkomend verlangen naar transcendentie iets wat hem vaak in verwarring bracht.
Misschien zijn religies ooit wel ontstaan door het tragisch besef dat het leven eindig is en als een zeepbel zomaar uit elkaar kan spatten. Het verlangen naar kennis en inzicht streed bij Karuna om voorrang met zijn verlangen naar vervulling en verlossing. Waar kruiste zijn plotselinge hang naar transcendentie na de dood van Mathilde met het intense gemis ervan dat hij in zijn jeugd had ervaren bij zijn afscheid van God?
In 2008 verscheen het boek De keizer en de astroloog van Kees ’t Hart. Daarin schrijft hij over een fictieve ontmoeting die Vestdijk als jonge arts in 1926 in Doorn met de Duitse keizer Wilhelm II zou hebben gehad. Dat is een onwaarschijnlijke ontmoeting, want Vestdijk kwam pas in 1939 in Doorn wonen, waar de Duitse Keizer vanaf 1919 tot zijn dood in 1941 verbleef. Hoe dan ook, zo’n soort ontmoeting stond Karuna voor ogen, maar dan tussen Vestdijk en Camus. Het zou niet zozeer een ontmoeting zijn in levende lijve, als wel een botsing van hun ideeën over dood en eindigheid. Dat waren twee opvattingen die ogenschijnlijk lijnrecht tegenover elkaar staan, maar bij nader inzien wellicht ook veel gemeen hebben.
Om onderzoek te doen voor zijn roman reisde Karuna veel naar Harlingen, waar Vestdijk zijn jeugd doorbracht. Hij wilde die stad beter leren kennen. Al dwalend daar, langs de grachten en de haven, en mijmerend op de uiteinden van beide pieren die als uitnodigende armen zich uitstrekken naar de zee, kwamen niet alleen herinneringen boven aan zijn overleden vrouw, maar ook gedachten over de dood en hoe het is om te rouwen zonder uitzicht op een hiernamaals. Op die laatste vraag probeerde Karuna een antwoord te vinden. Twee boeken wezen hem daarbij de weg. Het eerste was De toekomst der religie, dat Vestdijk publiceerde is 1947, het jaar waarin Karuna geboren werd. Het andere: De mens in opstand van Albert Camus, dat in 1951 verscheen.
Hoe je transcendentie ook definieert, voor Karuna was dit begrip opeens onlosmakelijk verbonden met de dood. Dat wil zeggen, met alles voorbij de dood, alles wat een mens bedenken kan over ‘gene zijde’, een mogelijk voortbestaan, over iets wat het leven letterlijk overschrijdt. Het gemis daarvan maakte Karuna opnieuw opstandig, alsof hij andermaal in opstand kwam tegen een God, die hij ooit – toen hij nog jong was en voor het eerst de boeken van Camus las – met kracht de deur had gewezen.
Mijn roman – want ik moet hem schrijven tenslotte – gaat in feite over het schrijven van een roman. In tegenstelling tot mijn onderneming voltooit Karuna zijn roman. Het is zijn debuut. Het boek wordt goed ontvangen door de krutiek. Sterker nog, negen maanden na de verschijningsdatum wordt de roman bekroond met de Anton Wachterprijs – de befaamde prijs voor debutanten, die tweejaarlijks wordt uitgereikt door de Vestdijk-kring in samenwerking met de gemeente Harlingen.
Om die prijs in ontvangst te nemen keert Karuna andermaal terug naar Harlingen, waar hij wordt ontvangen door een intrigerende vrouw die de zakelijke leiding heeft bij de Vestdijk-kring. Zij ontvangt hem allerhartelijkst. Zij gaan uit eten en er volgt een diepgaand gesprek dat zich ’s avonds afspeelt in meerdere etablissementen in de stad. Ze dwalen samen door de stegen en straten van de nachtelijke stad aan de haven, een sfeer die Karuna herinnert aan Venetië. Hij raakt volledig in de ban van deze vrouw en vertelt honderduit over het grote verlies in zijn leven. Maar ook hoe zijn boek in feite is voortgekomen uit dit verdriet.
De vrouw vertelt hem over een droom die zij heeft gehad en waarin Karuna voor komt met zijn overleden echtgenote. De gesprekken duren voort tot diep in de nacht, zelf als de stoelen in het café al op tafel staan. De sfeer tussen de man en de vrouw doet ook denken aan de Franse nouvelle-vague film Hiroshima mon amour. Uiteindelijk begeleidt zij hem naar Hotel Caspari aan de Noorderhaven, waar zij samen de nacht doorbrengen.
Het slot van de roman is dramatisch. De vrouw besluit om Karuna te vermoorden om hem zo uit zijn lijden te verlossen en weer te verenigen met zijn geliefde echtgenote. Die moord speelt zich af aan het einde van de Noordpier. De uitreiking van de prijs vindt niet plaats. Het lijk van Karuna wordt nooit teruggevonden.