Vestdijk: Freud of Jung?

Slide1

‘Already in 1927 he had maintained that ‘Wotan 
and not the God of the Christians is the God of, the Germans’. If there be any doubt as to the nature of this side of 
Jung’s racial theory, consider his comment ‘on Hitler’s 
’religion’. “Like Mohammedanism, it teaches the virtue of 
the sword … Hitler’s first idea is to make his people power
ful because the spirit of the Aryan German deserves to be 
supported by might, muscle and steel.”’

Aldus Edward Glover in zijn boek Freud or Jung (1956). In de jaren vijftig was dit een veel gelezen boek over een kwestie die veel mensen bezighield. Wie had gelijk, Freud of Jung, vooral als het om religie ging? Als we Jung mogen geloven, is het leven groter dan we denken dat het is, omdat onder het bewustzijn het onbewuste ligt en zelfs een collectief onbewuste. Dat domein van het onbewuste is volgens Jung niet – zoals Freud dacht – een vergaarbak van verdrongen seksuele verlangens die in de realiteit niet te verwerkelijken zijn, maar een bovenpersoonlijk en tijdloos reservoir van archetypische beelden waarin iets van het verleden en wellicht zelfs de toekomst van de mensheid gecondenseerd lijkt te zijn.

Eind jaren vijftig zou het boek van Glover zelfs in het Nederlands worden vertaald. Dr. N. Verweij, destijds zenuwarts-psychiater en woonachtig aan de Tesselschadestraat in Leeuwarden, correspondeerde met Glover. Zo stuitte hij ook op de bedenkelijke ideeën van Jung over het nationaalsocialisme. Jung had zelfs onderscheid gemaakt tussen een Joodse en een Arische psychologie. In wezen had Jung racistische ideeën die Freud al vroeg bij hem had opgemerkt. Het Arische onbewuste zou volgen Jung – in tegenstelling tot het Joodse onbewuste – rijk zijn aan ‘de creatieve kiemen van een nog niet gerealiseerde toekomst.’ Voor het Joodse onbewuste was die toekomst al gerealiseerd.

Velen beweerden dat Vestdijk in zijn boek De toekomst der religie afstand genomen had van Freud en uiteindelijk koos voor Jung. De kritiek die Vestdijk op Freud had geuit aan het slot van dit boek duidde erop, evenals zijn voorkeur voor het boeddhisme, waar ook Jung grote belangstelling voor had. Vestdijk had neigde steeds meer naar een atheïstische vorm van religiositeit die culmineerde in de mystiek en had grote bewondering voor het boek van Leopold Ziegler Der Ewige Buddha (1922) , dat hij al in de jaren dertig gelezen had.

51oj5e4prnL._SX382_BO1,204,203,200_

‘Onze laatste werkelijkheid, het slijk der aarde in letterlijke en figuurlijke zin, is voor Jung een illusie, zoals het voor de Boeddha een illusie was,’ schreef Fokke Sierksma in 1955 in zijn artikel Jung-Freud, Contrasten bij twee psychologen. Door een lange en moeizame weg af te leggen – de via purgativa – is God voor de mysticus het eigen excentrische ik geworden. De
 splitsing in de mens zelf wordt dan ogenschijnlijk overwonnen. Maar is die breuk werkelijk te overwinnen? In de mystiek misschien wel, maar in de wetenschap zeker niet. Als alle affecten door objectieve analyse vernietigd worden, dan houden de dingen voor de mens op te bestaan.

Wij kijken dan naar de wereld als was hij een caleidoscoop van geprojecteerde schimmen op het doek. De projectie begint dus al bij waarneming zelf. Het volledig samenvallen tussen het ik en de wereld – of tussen het ik en het zelf – is een illusie. Maar het projectiemechanisme, dat voor Freud zo belangrijk was in zijn denken over de religie, komt bij Jung niet meer voor. Religie had volgens Jung betrekking op grensbegrippen voor transcendentale inhouden die mogelijk synoniem zijn met de inhouden van het onbewuste.

Maar nogmaals, wie had er nou gelijk, Freud of Jung? Volgens Dr. N. Verweij zou het een misverstand zijn dat Vestdijk een ‘jungiaan’ zou 
zijn. In een artikel genaamd Simon Vestdijks greep op de religie, dat in september 1977 verscheen in de Vestdijkkroniek nam Dr. N. Verweij (samen met Drs. B. Verweij) openlijk afstand van deze visie. Volgens hen waren de bezwaren, die Vestdijk op Freud had geuit in De toekomst der religie de oorzaak van dit misverstand. Vestdijks kritiek op Freud en Adler 
was hevig  geweest en hij had dat geïllustreerd aan de hand van de ontwikkeling van de 
menselijke opvattingen over seksualiteit, waarbij hij drie stadia onderscheidde:

(1) Het christelijke stadium: “de seksualiteit is duivels’, zou eigenlijk’ 
niet mogen bestaan” (desintegratie, dualisme, voor huwelijk niets, 
hierna alles geoorloofd).

(2) Het freudiaanse standpunt: “er is niets anders dan de seksualiteit, de 
duivel bestaat niet”, 19 eeuwen is de seksualiteit onrechtvaardig behandeld, eenzijdig achtergesteld bij het ‘geestelijke’ – om bij ,Freud 
plotseling en zonder enige overgang tot het troetelkind te worden, dat 
alle aandacht eenzijdig opeist (blz. 298).

(3) De leerlingen van, Freud, waaronder Vestdijk noemt Adler die zijn belangstelling ook richtte op de machtsdrift ofwel “de seksualiteit bestaat 
evenmin als de duivel”.

Hierna vervolgt Vestdijk: “Met een zucht van verlichting kan men na 
deze ‘choc des opinions’ waaruit alles eerder dan de waarheid voort
sproot het werk van de psychoanalyticus Jung signaleren die maat wist 
te houden de kunst verstond om de tegenstellingen naast elkaar te laten bestaan en de psychoanalyse in banen leidde die har voor een vroegtijdige ondergang hebben behoed.’

Dat zou de oorsprong zijn geweest van het hardnekkige misverstand dat Vestdijk een jungiaan zou zijn. Maar in het boek De toekomst der religie komt Jung verder nauwelijks voor. Vestdijk leek ook fysiek meer op Freud dan op Jung. Zijn houding was stijf en houterig en zijn motoriek had iets stroefs en onhandigs, net als bij Freud. Jung daarentegen was lang, fors en atletisch gebouwd en had iets joyeus in zijn voorkomen. Ook Hans Visser schrijft in zijn boek Brieven rond de Vestdijk biografie (1989) dat Vestdijk voor Freud meer waardering had dan voor Jung, al had de behandeling met psychoanalyse op hem geen vat gehad. Zo schrijft Visser:

‘Voor Vestdijk was Freud als figuur, als verschijnsel, de meerdere 
van Jung. Jung, daarentegen, iemand met gezond verstand, een nuchtere boer, een wijze, en vooral een verzamelaar van wijsheid: géén 
scheppend filosoof, dat was Freud, zoals Vestdijk uitlegt in zijn essay 
’De denktrant van C.G. Jung’, opgenomen in de bundel ‘De leugen is 
onze moeder’. Vestdijk ging bij Versteeg in psychoanalyse, maar na één 
bezoek kwam hij al niet meer terug: Versteeg had geen grip op hem.‘

Wonderlijk genoeg had Vestdijk in zijn boek De toekomst der religie het beroemde essay van Freud – met de zo verwante titel – De toekomst van een illusie (1927) –  niet genoemd. Al ver voor de oorlog had Freud met de gedachte gespeeld, dat een cultuur als geheel de symptomen van een ziektebeeld kan gaan vertonen. Zo wilde hij met zijn psychoanalyse een alternatief bieden voor de wegkwijnende symbolische structuur van de religie. Of zoals Freud het formuleerde in zijn essay De toekomst van een illusie:

‘Wanneer je de religie uit onze Europese cultuur wilt elimineren, kan dat alleen door het te vervangen door een ander stelsel van doctrines, en dit stelsel zou van meet af aan alle psychologische kenmerken van de religie overnemen, dezelfde heftigheid, starheid en onverdraagzaamheid, hetzelfde denkverbod ter wille van zijn verdediging.’

Ook Jung en Jaspers hadden al voor de oorlog verbanden gelegd tussen een geestelijke pathologie van de tijd en de veranderende ziektebeelden van het individu. De één zocht het in een collectief onbewuste laag van de ziel en de ander in de ‘die Geistige Situation der Zeit’. De gevoelige natuur van de kunstenaar werd daarbij al gauw als een seismograaf van de tijdgeest gezien. Maar de gedachte dat ‘een zieke cultuur’ een goudmijn kan vormen voor de inspiratie van kunstenaars en schrijvers is toch vooral na de oorlog ontstaan. De naoorlogse schrijvers vertolkten het geluid van een nieuwe generatie die door de oorlog de weg kwijt was geraakt. Maar dat lijkt ook het beeld te zijn dat juist de kritiek wilde zien.

Na De avonden van Van het Reve leek iedereen ‘de stem van zijn generatie’ te willen vertolken, en dat nog wel in één boek. Mistroostig, lamlendig, landerig, angstig en verveeld, nihilistisch en existentialistisch en niet te vergeten met een obsessie voor een ontluisterende vorm van seksualiteit. De onmacht om de ander te bereiken lijkt achteraf een uiting van gekoesterde eenzaamheid. In de puinhopen, die de oorlog had nagelaten, voelde men zich prettig. De ‘asfaltromantiek’ – zoals een criticus het noemde – was grotendeels ook valse romantiek.

Het cliché van de naoorlogse Weltschmerz werd tot hoge literatuur verheven. De periode van wederopbouw was tegelijk ook een tijd van heimwee naar een verloren transcendentie. Maar was het verlies noodzakelijk en onomkeerbaar, of was dit verlangen op zichzelf niet juist de keerzijde van de vooruitgang? Anders gezegd, was het een tragisch gevoel van nostalgie die zich alleen op verleden richtte, of ook een hoopvol en onderdrukt verlangen dat streefde naar een herstel in de toekomst?

Maar hoe kun je een verband aantonen tussen enerzijds processen als modernisering en secularisering en anderzijds het ontstaan van geestesziekten, hetzij individueel, hetzij collectief bij een heel volk, een natie, een religie of een ras? Dat is hoe dan ook een uiterst moeizaam onderzoek, omdat wat je zoekt in je blik zelf verscholen ligt, zoals het laatste wat een vis ontdekt het water is, waarin hij zwemt. Het is niet eens zeker of de gevolgen van modernisering en de secularisering positief of negatief te duiden zijn, laat staan of het überhaupt symptomen zijn van een ziektebeeld. Is het de melancholie van een gemis of de pijn van een bevrijding? Het antwoord op die vraag is niet alleen afhankelijk van de vraag wat ‘geestelijke  gezondheid’ eigenlijk is, maar ook van het perspectief van waaruit je de diagnose stelt.

Slide1

Hoe zat het eigenlijk met de geestesziekten waar Vestdijk zelf aan leed? Zijn telkens weer terugkerende depressies, zijn manisch depressieve golfslag, zijn bipolaire stoornis? Vestdijk heeft jarenlang last gehad van een tremor, maar na de oorlog was die plotseling verdwenen. Een van de bronnen van Hans Visser beweerde zelfs dat Vestdijk zelf ook aan psoriasis leed, de ziekte die centraal staat in Het glinsterend pantser (1956).

Hoe dan ook, Vestdijk was in veel opzichten een patiënt en zelfs een psychiatrisch patiënt. Valt daar iets zinnigs over te zeggen in relatie tot zijn werk, of zelfs als een mogelijke weerslag van transformatieproces in de cultuur zoals modernisering en secularisering die juist door oorlog in en stroomversnelling kwamen? God stierf definitief in Auschwitz. Van de weeromstuit schreef Vestdijk zijn Toekomst der religie. Kortom, is er op afstand bezien een verband te herkennen tussen Vestdijks geestesziekte en de thematiek van zijn werk? De psychiater V.W.D. Schenk was daar zeer terughoudend over, toen hij in 1982 in en brief aan Hans Visser het volgende schreef:

Over de psychosen (?), depressies en karakterologie van Vestdijk wil 
ik niet speculeren: wenst u een verantwoorde studie, dan zult u m.i. 
behoefte hebben aan een moderne psychoanalyticus, bij voorkeur geen 
Jungiaan. Ik denk aan Tas in Amsterdam. In zijn gedichten laat hij 
zich zover kennen dat iemand die de beschikking over alle gegevens, 
incl. zijn volledige oeuvre (om nog maar niet te praten over tijd) heeft, 
zich wellicht een beeld van hem kan vormen. Ik heb de neiging de betekenis van ‘psychotische’ elementen niet te overschatten. Alle – al
thans vele – grote geesten hebben op de rand van het normale geleefd. 
Voorts is er niets wat direct op een hersenziekte wijst: op dementie, 
epilepsie, lues. Niets van progressieve aard. Ja, schommelingen, maar 
die zouden dan maar eens precies nader bepaald moeten worden. Ik geloof niet dat ik u verder zal kunnen helpen. Tot mijn spijt, 
want hij blijft ook voor mij een boeiend mens.

Dat mag dat zou zijn, maar is het dan omgekeerd niet zo dat Vestdijks geestesziekte juist heeft bijgedragen aan zijn tomeloze creativiteit? Zou een succesvolle psychiatrische behandeling niet meteen ook het einde hebben betekend van zijn literaire loopbaan? Toen de behandeling het het middel Tofranil aansloeg en zijn depressies daarmee minder werden, begon zijn literaire productie terug te open. Het is niet onaannemelijk dat Vestdijk hiervoor angst moet hebben gekend. Hij had voor alles angst, zelfs voor zijn eigen genezing. Vestdijk was een groot bewonderaar van de componist Gustav Mahler en hij moet geweten hebben hoe het Freud en Mahler is gegaan.

Schermafbeelding 2016-04-05 om 17.58.43

In augustus 1910 bracht Sigmund Freud zijn vakantie door in Hotel-Pension ‘Noordzee’ in Noordwijk aan Zee. In haar boek Freud en Nederland (1983) toont Ilse Bulhof bovenstaande pagina uit het hotelregister, waarin ook (onderaan) de naam van Freud prijkt, voorafgegaan van de titels Prof. Dr. Deze vakantie van Freud is vooral bekend geworden door zijn gesprek met de componist Gustav Mahler die Freud opzocht in zijn hotel. Van daaruit maakten zij samen een wandeling naar Leiden. Onderweg hadden zij een lang gesprek waarover nadien nog veel gesproken is. Er zijn films en toneelstukken over gemaakt en ook  heel wat beschouwingen aan gewijd. Een componist in therapie bij Freud, en niet de eerste de beste componist.

Mahler kampte met huwelijksproblemen en hij hoopte bij Freud een oplossing te vinden, om zo ook weer beter te kunnen componeren. Ik heb wel eens ergens gelezen, dat Freud toen aan Mahler zou hebben gezegd: ‘Ik kan je van al je problemen af helpen, maar dan zal je ook nooit meer kunnen componeren.’ Ik weet niet of dit verhaal op de bekende romantische mythe berust, dat alleen een ongelukkige kunstenaar schoonheid voort kan brengen. Zeker is dat Peter Gay dit verhaal niet vermeldt in zijn Freud-biografie, maar wonderlijk genoeg laat hij ook de ontmoeting tussen Freud en Mahler geheel achterwege.

Op internet ben ik gisteren gaan zoeken of er misschien nog foto’s bestaan van dat ‘Hotel Noordzee’ in Noordwijk aan Zee, of misschien zelfs een foto van Freud zelf, pootjebadend in de branding. Ik stel me zo voor dat hij daar mijmerend langs de vloedlijn heeft gelopen, af en toe een pijp rokend in een hoge strandstoel en uitkijkend naar de stoeiende jongelingen, zoals Gustav von Aschenbach dat deed aan het strand van het Lido in de film Dood in Venetië. Visconti heeft die film gemaakt naar het boek Tod in Venedig, dat Thomas Mann in 1912 het licht deed zien. Thomas Mann werd voor zijn hoofdpersoon geïnspireerd door de componist Mahler die het jaar daarvoor in 1911 overleden was, een jaar na zijn ontmoeting met Freud dus.

190_001
Hotel-Pension ‘Noordzee’ in Noordwijk aan Zee. (foto: Marketplace Delcampe)

Zo stuitte ik op een ansichtkaart van dit hotel, een wat protserig gebouw dat ontworpen werd door architect Hendrik Johannes Hesse, die zo rond 1900 in de streken rond Leiden veel gebouwen heeft nagelaten. Op het BLOGnoordwijk trof ik nog een andere ansichtkaart, waarop Freud zelf mogelijk te zien is. Maar zeker is het niet, zo lees ik. Hoe dan ook, de man met hoed en witte baard lijkt sprekend op hem.

Dat was dus in 1910. Twee jaar later zou het tot een definitieve breuk komen tussen Freud en Jung, de twee mastodonten van de psychologie. Die breuk zou kort na het verschijnen van Jungs boek Wandlungen und Symbole der Libido ontstaan en hield de gemoederen in Europa bezig tot diep in de jaren vijftig. Ook Vestdijk ontkwam er niet aan. Hij koos voor Freud, maar zijn verlangen bleef uitgaan naar Jung. Dat wil zeggen, naar de alchemie, de astrologie, de parapsychologie en het occulte, kortom naar alles wat het verstand te boven en te buiten ging. Het was het klassieke dilemma tussen het hoofd en het hart, tussen het rationalisme van de Verlichting en het altijd weer opduikende romantisch verlangen naar God, het verleden, de diepte en de verte.