Aan deze kant van de spiegel
‘Verdomd de dood is werkelijk een einde. Maar wat weten wie dood zijn van einde? Zij zijn immers dood. Ze weten niets meer. Nooit komt er een einde, nooit, er komt alleen een einde in de ogen van wie leven blijven, die zelf nog niet geëindigd zijn. Maar voor mij komt er nooit een einde.’
W.H. Hermans, Ik heb altijd gelijk, 1951
Vanochtend in de badkamer merkte ik opeens dat mijn spiegelbeeld verdwenen is. Ik zag mezelf niet in de spiegel, maar de muur achter mij. Ik heb even in mijn wang geknepen, maar verder was er niets mis. Ik kan nu in paniek raken, dacht ik bij mezelf, maar daar schiet ik niets mee op. Ik deed dus maar net of er niets aan de hand was. Eigenlijk is er ook niets aan de hand. Alles loopt gewoon vandaag. Ik moet alleen niet in de spiegel kijken. Niemand hoeft het door te krijgen, zo heb ik bedacht, als ik maar niet samen met een ander voor een spiegel ga staan. Dat zal ik dan ook niet doen. Ik heb mijn verlies geïncasseerd en afscheid genomen van mijn spiegelbeeld.
Maar opeens realiseerde ik mij dat mijn spiegelbeeld meer is dan een virtuele gestalte achter een spiegelend stuk glas. Mijn spiegelbeeld zit ook in mijn hoofd. Sterker nog, het zit in de hoofden van alle mensen om me heen. Als ik met iemand spreek, ga ik er vanuit, dat hij of zij een beeld heeft van mij. Dat is ook een spiegelbeeld. Ik spiegel mijzelf voortdurend in de ander. Het kan zelfs zo zijn, dat ik met anderen spreek om mezelf in de spiegel te zien. Klopt mijn spiegelbeeld nog steeds met het beeld dat ik er zelf van heb? Door het contact met de ander controleer ik mijn spiegelbeeld. Zou het zo zijn, dacht ik, dat ook dit spiegelbeeld verdwenen is? Hebben de anderen geen beeld meer van mij? Kijk ik voortaan in een lege spiegel, als ik met een ander spreek?
Die gedachte begon mij te benauwen. Met een lege spiegel in de badkamer valt best te leven, maar met een ander zonder beeld van mij kom ik de dag niet door. Ik moet weten wat een ander van mij denkt. Misschien is dat zelfs de drijfveer van al mijn doen en laten. Als dat spiegelbeeld wegvalt, dan valt de bodem uit mijn bestaan. Dan ben ik voortaan alleen op mijzelf aangewezen, als ik mijn spiegelbeeld zou willen zien. Ik kan voortaan alleen mijn eigen geest als spiegel voor mijzelf gebruiken. Maar wat, zo dacht ik bij mezelf, als ook dat spiegelbeeld verdwenen zou zijn? Stel, er is helemaal geen spiegelbeeld meer, niet in de spiegel, niet bij de ander en niet in mijzelf. Nergens. Ik bevind mij voortaan in een ontspiegeld universum. Ik ben helemaal alleen. Al mijn spiegelbeelden hebben mij verlaten.
Ik keek uit het raam en zag hoe de laatste blad aan de boom in de achtertuin weerstand bood om te vallen. De herfst maakt zich op voor de winter. Ook de vogels voelen dat. De vinkachtigen, die anders veel opduiken deze maand, schijnen al weg te zijn. Mogelijk zijn ze dit jaar eerder zuidwaarts getrokken, zo las ik vanochtend in de krant. Zelfs de mollen zitten dit najaar opvallend goed in hun vacht. Het wordt een strenge winter. Alles keert terug, dacht ik. Hoe vaak heb ik dit al eens eerder beleefd? De natuur is het spel van de cirkel. Zou mijn spiegelbeeld ook ooit weer eens terugkeren? Het is de natuurlijke loop der dingen dat niets blijft zoals het is.
Toch kon deze gedachte mij niet echt gerust stellen. Ik moet er rekening mee houden dat mijn spiegelbeeld voorgoed verdwenen is. De gevolgen van deze verandering kan ik nog niet overzien. Misschien besluit ik binnenkort wel om met dit weblog te stoppen. Waarom zou ik ook nog doorgaan? Mijn spiegelbeeld is er niet meer. Misschien sluit ik mij wel voorgoed op in mezelf. Aan deze kant van de spiegel, daar waar het leven geen einde heeft. Mijn dood is geen einde. Eindigen, dat doen alleen anderen.