Depressie, doel en middelen

Slide1

‘Het zijn van God is Zijn-zelf. Het Zijn van God kan niet begrepen worden als de existentie, het bestaan van een zijnde naast of boven andere zijnden. Als God een zijnde is, dan is Hij onderworpen aan de categorieën van de eindigheid, in het bijzonder van ruimte en substantie. Ook als God het ‘hoogste Zijn’ wordt genoemd, en wel in de zin van het meest volmaakte en meest machtige wezen, dan verandert er niets. Alle superlatieven worden  verkleinwoordjes wanneer zij op God betrekking hebben. Want ze plaatsen Hem op het niveau van
andere zijnden juist door God boven alle zijnden te verheffen. Menig theoloog die de term ‘hoogste zijn’ heeft gebruikt, wist beter. In feite wilde men de Allerhoogste als de volstrekte aanduiden, op een niveau dat kwalitatief verschilt van het niveau van welk zijnde dan ook, zelfs van het hoogste zijn(de). Op het moment dat men oneindige of onvoorwaardelijke macht en zin aan het hoogste Wezen toeschrijft, is het opgehouden een zijnde te ‘zijn’ en is het het Zijn-zelf geworden. Men zou veel verwarring in de Godsleer en veel apologetische zwakte kunnen vermijden als God allereerst verstaan werd als het Zijn-zelf of als de Grond van het zijn. ‘

Paul Tillich, (1998; 147)

***

‘Om terug te keren naar het onderwerp depressiviteit: in Japan bestond neerslachtigheid tot voor kort niet als ziekte. Droefheid en gelatenheid waren er positieve tekenen van wijsheid, morele sensitiviteit en spiritualiteit. Het boeddhisme leert dat verzet tegen het onvermijdelijke lijden de ellende alleen maar erger maakt. De Japanse hulpverlening verklaarde de torenhoge zelfmoordcijfers in hun land ook niet uit depressie, maar als een gevolg van de werkloosheid en armoede door de ingestorte economie, gecombineerd met een moraal die zelfmoord bij falen eervol maakt. Toen de Amerikaanse vereniging van farmaceutische bedrijven in de jaren negentig een Japanse markt voor antidepressiva wilde veroveren, had zij daaraan dan ook een harde dobber omdat ze eerst depressie zelf moest exporteren. Ze begon ermee de DSM onder de aandacht te brengen van de Japanse autoriteiten. Na een moeizame strijd om toestemming en een aarzelende start met de verkoop van antidepressiva vanaf 1999, nam de consumptie ervan vanaf 2002 in snel tempo toe. De documentaire ‘Does Your Soul Have a Cold?’, genoemd naar de succesvolle reclameslogan die het bestaan van depressie in Japan introduceerde, opent met het afschrikwekkende beeld van jonge mensen die tegelijkertijd zo’n vijf verschillende merken antidepressiva of andere psychofarmaca slikken. ‘

Trudy Dehue (2008: 52)

De vraag is: wat is het verband tussen deze twee citaten? Ik probeer een antwoord te formuleren. In beide gevallen wordt het etiket abusievelijk als oorzaak van de kwaal gezien. Je benoemt iets foutief. Bijvoorbeeld God als ‘de hoogst zijnde’ en brengt juist door dit foutieve etiket het geloof in God zelf om zeep. Zo kun je ook het fenomeen depressie foutief benoemen als een ziekte, vervolgens als een hersenziekte, en tenslotte als een chemisch defect in het functioneren van neurotransmitters, dat met een dagelijks pilletje heel goed te verhelpen is, en dus niets met problemen van het leven zelf te maken heeft. Door een depressie louter als een chemisch oplosbaar probleem te bestempelen misken je de onpeilbare grond die eigen is aan het bestaan.

Bovenstaande citaten laten twee processen zien waarin iets elementairs tussen wal en schip valt. Wat verdwijnt is de crux waar het om gaat. Het Zijn zelf. Het leven. Het bestaan. In beide gevallen is er sprake van een proces van instrumentalisering. Dat wil zeggen: alles staat in dienst van iets anders en heeft daarmee een plaats, functie en doel binnen een gesloten systeem. God als ‘hoogst zijnde’ gaat zich onwillekeurig verzelfstandigen tot een afzonderlijke entiteit die voor andere belangen – en vaak eigen belangen – kan worden aangewend, volk en vaderland bijvoorbeeld of de maatschappelijke status quo met zijn van bovenaf gesanctioneerde hiërarchie. Depressie als ‘chemisch defect in de hersenen’ kan ondergeschikt worden gemaakt aan de belangen van het farmaceutisch-industrieel complex. Door de wijze van instrumentele etikettering worden deze begrippen onderdeel van een systeem van doel en middelen en weldra van een doel dat alle middelen heiligt. Dit gesloten doel-middel-systeem waarin deze begrippen gegijzeld zijn, moet vervolgens tot elke prijs in stand worden gehouden. Niets blijft dan over voor wat alleen maar naar zichzelf verwijst en ruimte openlaat. Uiteindelijk is er dan ook niets meer wat de vraag naar die open ruimte oproept.

Voor alle duidelijkheid, het verband tussen deze twee citaten ligt niet in het woord God c.q. de aanwezigheid of afwezigheid van God. De huidige wildgroei van het fenomeen depressie heeft in eerste instantie niets met een tanend geloof in God te maken. Als er al een verband zou zijn, dan ligt dat in een wijze van definiëren. De betekenis van het woord ‘God’ is leeg geworden en correspondeert niet meer met een basale bestaanservaring zoals de theoloog Tillich die beschrijft. Het woord ‘depressie’ is eveneens leeg geworden en verwijst alleen nog maar naar een gebrekkige serotinetransmissie in het brein. Tussen die twee stigma’s bestaat er een verband in het ongerijmde, in iets dat nauwelijks met woorden te benoemen is.

Om dat laatste te illustreren citeer ik uit de bijsluiter van het medicijn Tofranil, een antidepressivum dat gewoon bij Kruidvat of op internet te bestellen is.

‘Indien u depressief bent of angststoornissen heeft, kan u soms gedachten hebben om uzelf te kwetsen of te doden. Deze gedachten kunnen meer voorkomen bij het voor de eerste keer starten van antidepressiva, gezien deze geneesmiddelen tijd nodig hebben om te werken, normaal gezien ongeveer 2 weken, maar soms ook langer. Het is meer waarschijnlijk dat u dit denkt, indien u voorheen al gedachten gehad hebt om uzelf te kwetsen of te doden, of indien u een jong volwassene bent. Uit informatie uit klinische studies is gebleken dat volwassenen jonger dan 25 jaar, met psychische problemen en behandeld met antidepressiva, een verhoogd risico lopen. Indien u voortdurend eraan denkt uzelf schade toe te brengen of uzelf te doden, neem dan onmiddellijk contact op met uw dokter of ga direct naar het ziekenhuis. U vindt het misschien nuttig om een familielid of een goede vriend te vertellen dat u een depressie of angststoornissen heeft, en hen vragen deze bijsluiter te lezen. U kan hen vragen om u te waarschuwen wanneer zij vinden dat uw depressie of angst verergert, of wanneer zij ongerust zijn over veranderingen in uw gedrag.’

Tofranil is de merknaam voor Inipramine. Dit antidepressivum  werd eind jaren vijftig ontwikkeld en kwam in de jaren zestig in Nederland op de markt. Het is wonderlijk dat een geneesmiddel erger kan zijn dan de kwaal. Door suïcide te plegen ben je natuurlijk ook van je depressie verlost, maar ik kan me toch moeilijk voorstellen dat dit de bedoeling van de fabrikant is geweest. Dit middel tegen depressie spant, zogezegd, de kar achter de wagen. Het effect is het tegendeel van wat wordt beoogd. Het risico op suïcide neemt behoorlijk toe door het slikken van Tofranil.

Maar werkt een depressie op zichzelf ook niet zo? Waarom creëert het brein een depressie? Schuilt daar soms een diepere bedoeling achter? De depressie als een escape, als een uitweg naar de dood? Misschien brengt een depressie wel iets voort dat haaks staat op zijn eigen aard.  Een depressie is zoiets als een zwart gat dat alles in zich opzuigt. Maar het uiteindelijk effect is zoiets als een gigantische explosie, een supernova van mentale energie. Het ogenschijnlijk totaal stilvallen van de hersenactiviteit, dat met een depressie gepaard gaat, wordt niet zelden gevolgd door een euforische uitbarsting van creativiteit.

Zo bezien vormt een depressie een wonderlijke omweg die het brein verzint om telkens weer te ontsnappen aan een onoplosbaar probleem dat het zelf creeërt: een cirkel waarin het gevangen zit. Een depressie is als een hond die voortdurend achter zijn eigen staart aanrent. Uitgeput valt hij nu en dan volledig stil, om dan weer onvermoeibaar zijn dolle rondedans te hervatten… ad infinitum

Ook Vestdijk heeft Tofranil gebruikt, maar niet lang want hij overleed in 1971. Ik weet niet hoeveel depressies hij in zijn leven heeft gehad. Bij het lezen van zijn biografie ben ik de tel kwijtgeraakt. De langstdurende depressies waren van augustus 1946 tot april 1947 en de nog langere depressie van november 1953 tot augustus 1955. Daarna liep de relatie met Henriette van Eyk op zijn eind. Over de oorzaak van Vestdijks depressies is veel gespeculeerd. Vestdijk zelf hield het op een vitale depressie waarbij ook een erfelijke aanlag (van moeders kant) in het geding zou zijn.

Zijn vriendin Helena Burgers dacht daar anders over. Zij vond dat er bij Vestdijk sprake was van lichamelijke en geestelijke uitputting. ‘Depressie is altijd dat je teveel hebt gegeten aan des levens disch, teveel van alles of teveel van een gerecht,’ zo liet zij aan Vestdijk weten. Zelf heb ik de indruk dat het karakter van Vestdijk een belangrijke rol heeft gespeeld. Vestdijk had geen standvastig karakter. Hij kon moeilijk besluiten nemen.

Het jarenlang aanhouden van de relatie met Henriëtte van Eyk naast die met Ans Koster wijst ook in die richting. Bovendien was hij zeer gevoelig voor het oordeel van anderen. Zijn schrijverschap zou je kunnen zien als een voortdurende vlucht vooruit, waarbij het dagelijks leven vaak werd opgevat als een laboratorium van ervaringen die van pas konden komen in de fictieve wereld van zijn romans. Soms vraag je je af, in welke wereld leefde Vestdijk zelf eigenlijk, in zijn eigen wereld of in zijn verbeelde wereld?

Hij had permanent de behoefte om zijn eigen leven te verdubbelen. Die neiging zie je meer bij grote schrijvers. W.F. Hermans had er ook last van en gebruikte het dubbelganger-motief zelfs in zijn eigen romans. Voor Gerard Reve fungeerde het schrijven van een roman vaak als een bypass voor een vastgelopen problematiek in zijn eigen zielenleven. Sterker nog, het was een psychiater geweest die hem tot het schijven van zijn eerste roman had gebracht. De avonden zou er nooit zijn geweest zonder de therapeutische adviezen van Dr. Schuurman.

Voor schrijvers vormt het proces van verdubbeling van het eigen ego vaak een manier om aan de eigen problematiek te ontvluchten. Soms berust die problematiek juist op een gevoel van innerlijke leegte die door een fictieve wereld moet worden gevuld. Ook acteurs hebben daar soms last van. Men kruipt in de rol van een ander omdat het eigen leven als leeg wordt ervaren. Tegelijk moet met men, om een ander te kunnen spelen, vooral zichzelf kunnen begrijpen. Empathie zonder zelfkennis is onmogelijk.

Manuel_van_Loggem_(1965)

Manuel van Loggem (1916-1998)

Ik heb eens een essay gelezen van Manuel van Loggem over de psychologie van de toneelspeler. Daarin komt een passage in voor over het rituele karakter bij het toneelspel van  en Eskimo-stam, waarbij een door een acteur gespeelde moord naadloos overgaat in een echte moord. De grenslijn tussen rituele fictie en ritueel geweld was bij deze primitieve gemeenschap niet meer  – of beter gezegd: nog niet – te trekken. Daarmee wilde Van Loggem aantonen dat ook bij een hedendaagse acteur nog altijd iets van die magische identificatie aan de orde is.

Je inleven in een ander betekent letterlijk ‘die ander worden’, daarmee samenvallen. En tegelijk betekent het: word die je bent. ‘Werde, der du bist’, zei Goethe. In feite ligt hier een innerlijke tegenstrijdigheid. Hoe kun je nu iemand worden wie je al bent? Dat kun je alleen door jezelf geheel in een ander in te leven. In die zin is toneelspelen – evenals het schrijven van een roman – niet alleen een manier om jezelf te ontvluchten, maar paradoxaal genoeg ook een manier om tot zelfkennis te komen.

Maar hoe kun je als acteur een acteur spelen die niet kan acteren? Dat is voor een acteur misschien wel het moeilijkste wat er is. Een goed acteur, die deze rol goed speelt, moet zichzelf geweld aandoen. Toch is het mogelijk, dunkt mij. Zonder te schmieren, want dan val je meteen door de mand als een slecht acteur die een slecht acteur speelt. Een vergelijkbaar probleem steekt soms de kop op bij een parodie. Een goede parodie is soms zo goed dat niemand door heeft dat hij als een parodie was bedoeld. Maar was het dan wel een goede parodie? Je moet ergens een signaal inbouwen dat het een parodie is.

Zo moet ook een goed acteur, die de rol van een slecht acteur speelt. een signaal inbouwen dat hij bezig is met een goede vertolking van een rol die daar haaks op staat. En ook nog zo subtiel dat het geen ‘overacting’ wordt. Een hele goeie parodie kan dus het origineel overtreffen en daarmee omslaan in een mislukte parodie.

Op dat bizarre probleem kan ook een schrijver stuiten. Ik denk dat veel romans van Vestdijk oorspronkelijk bedoeld zijn als een ideeënroman waarin een filosofische problematiek, die op zijn eigen leven betrekking heeft, wordt uitgewerkt in de praktijk van het fictieve leven. Maar omdat deze romans vaak zo goed geschreven zijn, valt die problematiek uiteindelijk in het niet. Het boek leest gewoon weg als een spannend verhaal.

Je wordt dan als schrijver gestraft door de eigen talent. Dat is iets om depressief van te worden. Je vlucht in de literatuur om een levensprobleem op te lossen en wordt door het succes dat je hiermee behaald hardhandig in het volle leven teruggeworpen. Misschien is dat wel het innerlijk drama van Vestdijk, dat hij uiteindelijk – zelfs niet, of beter gezegd juist, door briljant te schrijven – kon ontsnappen aan zichzelf. Dat wil zeggen: ontsnappen aan zijn levensangst die zich telkens weer als doodsangst manifesteerde.

Depressief zijn en schrijven betekenden voor hem ‘vallen en hollen’. Het een kon niet zonder het ander. Als hij opgehouden was met schrijven, zou hij wellicht schizofreen zijn geworden of had hij al vroeg suïcide gepleegd. Maar door telkens weer in de afgrond van diepe somberheid weg te glijden, vond hij keer op keer de spankracht voor zijn creativiteit. Hij was geen duivelskunstenaar, zoals Ter Braak hem noemde, maar een onstnappingsmaniak. De duivel zat hem op de hielen en alleen door te blijven schrijven kon hij ontsnappen aan het inferno dat hij voor zichzelf creëerde.