Virus komt van Mars
Ik had een nachtmerrie vannacht. Ik bevond me in een grote ronde ruimte die veel weg had van een voormalige kapel. De muren waren van een zacht soort grijze zandsteen. Het was niet helemaal duidelijk wat de huidige functie van de ruimte nu eigenlijk was. Het leek er op dat er kunsttentoonstellingen werden georganiseerd. Maar er waren ook restanten te zien die nog altijd duidden op liturgische activiteiten. Bij de ingang stond een gigantische kaars die brandde en op de preekstoel lag een opengeslagen Bijbel waarin de passage te lezen was over de zeven laatste plagen in het Boek Openbaring :
“En ik zag een ander groot en wonderlijk teken in den hemel; namelijk zeven engelen, hebbende de zeven laatste plagen; want in deze is de toorn Gods geëindigd.”
In de hoge glas-in-loodramen rondom in de muur waren allegorische taferelen te zien van beroepen: een verpleegster, een arts, een chirurg, een ambulancemedewerker, een hypnotherapeut, een veranderingsmanager en een communicatiedeskundige. In een donkere hoek aan het eind was een stel jongens bezig met een computergame met ingewikkelde kansberekeningen. Maar de statistieken klopten niet. Het ging er heftig aan toe. Er werd gescholden.
Dit is vloeken in de kerk, zo dacht ik nog bij mijzelf. Op de plek, waar ooit het altaar was, stond een groot Heilig Hart beeld, eveneens uitgevoerd in een zacht soort grijze zandsteen. Het bleek tegelijk een tabernakel te zijn, want er zat een deurtje in dat open kon. Een uitgestoken hand fungeerde als deurknop. Toen ik die hand vastpakte brak hij af. Ik probeerde het deurtje alsnog te openen, met als gevolg dat het hele beeld onder mijn ogen verpulverde en in elkaar stortte.
Tegelijk stak er een vreemde bries op in de ruimte. Ik zag dat er een windvlaag naar binnen kwam, dwars door de glas in lood ramen die kleine gaten bleken te hebben. Buiten zag ik een glimp van het Rengerspark in Leeuwarden. De wind voelde zwoel aan. Langzaam ging het harder waaien, zodat de ramen begonnen te trillen. Op dat moment was ik naakt en kreeg ik een erectie.
Ik stortte mij op de dichtstbijzijnde muur en priemde mijn lans van vlees in de zachte, grijze zandsteen. Ik huiverde. De ruimte om me heen smolt weg in een vloeibaar universum. Ik hoorde een zware stem die zei: “Voorwaar, voorwaar ik zeg U: Vrouwen komen van Venus, maar Virus komt van Mars!”
‘Wat moet dit betekenen?’, zo vroeg ik mij af. Het vloeibaar worden van de ruimte nadat ik mijn lans van vlees in de zachte zandsteen heb gepriemd, duidt wellicht op een almachtsfantasie als de nood het hoogst is. De passage uit het Boek Openbaring spreekt voor zichzelf. In tijden van rampspoed is mijn blog een vluchtweg voor mijn almachtsfantasieën.
Je kunt jezelf een God wanen op internet. De virtuele ruimte biedt de mogelijkheid om het eigen ego te vergoddelijken en aan alle rampen te ontsnappen die in de Bijbel zijn voorspeld. Je kunt jezelf adoreren – of laten adoreren – in een andere gedaante die tegelijk je spiegelbeeld is. Op het scherm van mijn computer ontsluit zich elke dag weer een onpeilbare diepte, maar ook het oppervlak van de spiegel waarin het gelaat van Narcissus verschijnt, zelfs als de doos van Pandora leeg is en alleen de hoop ons nog rest.
Of ik het nu leuk vind of niet… I am the boy in the bubble. Mijn dromen laten mij elke dag weer zien dat ik een monster ben in het diepst van mijn gedachten. Misschien is mijn grootste angst wel dat ik ooit zal worden wie ik werkelijk ben. Deep down schuilt er een kannibaal in mij. Er zitten duivels in mijn brein, die ik graag zou willen laten ontsnappen als ik daar even de ruimte voor krijg.
Maar ik word gezien. Niets blijft onopgemerkt. En zijn is gezien worden.