Golven in dezelfde zee
(foto: Dolph Kessler)
De corona-crisis doet mij beseffen dat het betekenisveld van het woord ‘eenzaamheid’ in de loop van de tijd is veranderd. (zie mijn blog: Het virus van de eenzaamheid). Dat roept de vraag op hoe de context van de tijdgeest van invloed is op de beleving van sombere gemoedsstemmingen. Het gevoel van somberheid heeft een breed spectrum variërend van normale tot ziekelijke varianten.
Hoe zit het bijvoorbeeld met de scheidslijnen tussen rouw en depressie? Waar gaat een ‘gezonde somberheid’ over in een ziekelijke variant? Kan het zijn dat bij het bepalen van deze scheidslijn niet alleen de tijdgeest zelf van invloed is, maar ook het mensbeeld, dat – zeker in de traditie van de freudiaanse psychologie – teveel als een autonoom, op zich zelf staand wezen wordt beschouwd, en te weinig als een ‘geestelijk organisme’ dat intrinsiek verweven is met ‘de geest van de tijd’?
Ik heb mij voorgenomen om een essay te schrijven over deze problematiek. Ik weet het, de probleemstelling is nogal ruim geformuleerd. Hierbij wordt er immers vanuit gegaan dat er zoiets als ‘de geest van de tijd’ zou bestaan. Als dat zo is, dan is dit fenomeen moeilijk in objectieve termen te definiëren. Tijdgeest is bovenal een blinde vlek, of anders gezegd: het onvermogen om de denkbarrières die eigen zijn aan de eigen tijd onder ogen te zien.
In zijn boek De werkelijkheid van de ziel (1957) stelt Jung dat de tijdgeest met de categorieën van het menselijk verstand niet begrepen kan worden. De tijdgeest oefent vooral op zwakke geesten een zeer sterke suggestie uit. Zoals het vroeger vanzelfsprekend was om te menen dat alles eens uit de scheppende wil van een geestelijke God geboren is, zo heeft de negentiende eeuw de vanzelfsprekende waarheid ontdekt dat alles uit materiële oorzaken ontstaat. Daarom stelt Jung: ‘Er valt niet te spotten met de tijdgeest, want hij is een godsdienst, beter gezegd een confessie of een credo.’
Wat heeft dit credo met onderscheidingen van somberheid van doen? Ik ben geen psychiater of filosoof, dus ik zal mij niet wagen aan verfijnde medische of filosofische determinaties van ziektebeelden of gemoedsstemmingen. Ik ga primair uit van mijn eigen ervaringen van somberheid.
Na een psychose in 1966, toen ik achttien jaar was, bleven de depressies in mijn leven terugkeren met de regelmaat van de klok. Meestal na tussenpozen van zo’n jaar of drie gleed ik weer weg in een fase van somberheid en apathie, een druiligere tijd die zich telkens weer aandiende na een onstuimige periode van bruisende activiteit. Himmelhochjauchzend und zum Tode betrübt, zo ging het telkens weer. Deze golfslag kwam in de jaren negentig langzaam tot rust en eindigde definitief in begin van het nieuwe decennium.
De rouw daarentegen diende zich plotseling aan in mijn leven, toen mijn geliefde in september 2016 – na een ziekbed van drie weken – overleed. Na deze rouw die ruim een jaar heeft geduurd, volgde van de weeromstuit een periode van onstuimige levenslust en bruisende activiteit. Het spiegelbeeld dus van mijn depressies, die juist het gevolg leken te zijn van dergelijke uitbarstingen van levensenergie. Zowel mijn depressies als mijn rouwperiode heb ik uitvoerig beschreven in dagboeken, op dit blog en deels ook in eerdere publicaties.
Het toeval wil dat ik mij een jaar lang verdiept heb in de geestestoestand van Simon Vestdijk. Deze productieve schrijver werd gedurende zijn gehele werkzame leven geplaagd werd door telkens weer terugkerende depressies. Depressief zijn en schrijven betekenden voor hem zoiets als ‘vallen, opstaan en hollen’. Het een kon niet zonder het ander. Door telkens weer in de afgrond van diepe somberheid weg te glijden, vond hij keer op keer de spankracht voor zijn onuitputtelijke schrijfdrang.
Zowel mijn eigen depressie-ervaringen als de verslagen van die van Vestdijk wil ik gebruiken als bron voor het schrijven van dit essay. Van hieruit zal ik vergelijkingen trekken met de ervaringen die zich aandienen in de rouw, maar ook de veranderingen in veel ruimer verband. Ingrijpende wereldgebeurtenissen en plotselinge verschuivingen in de cultuur brengen transformaties teweeg in de ervaring van het ‘innerlijk leven’.
De plotselinge uitbraak van de corona-crisis maakt mij bewust van het feit dat ik mij geestelijk teweer moet stellen nu werkelijk alles om me heen van de ene op de andere dag ingrijpend verandert. Deze plotselinge omslag in het levensperspectief herinnert mij aan vergelijkbare innerlijke transformaties in tijden van rouw of depressie. Niet alleen de ervaring van de somberheid als zodanig dient zich dan aan, maar vooral ook de re-organisatie van het innerlijk, het noodzakelijk ‘herpakken’ van de wil om te leven, kortom, het ‘dealen’ met de somberheid.
Dit zich teweerstellen tegen de psychische tegenslag of terugslag is in mijn optiek van groter belang dan de aard van somberheid en de herkomst of oorzaak van deze geestelijke gemoedstoestand. Of die oorzaak nu gelegen is een daadwerkelijk verlies, of in een vermeend of misschien zelfs onbewust ervaren verlies, zowel rouw als depressie zijn beide betrokken in een complex dynamisch systeem, waarin niet alleen de innerlijke toestand van de geest maar ook de gehele omgeving, variërend van dagelijkse gebeurtenissen, het wereldgebeuren, de cultuur… kortom, ‘de geest van de tijd’ betrokken zijn.
In dat licht bezien hebben rouw en depressie meer gemeen dan de verschillen in oorzaak of herkomst doen vermoeden. Beiden zijn onderhevig aan een golfslag in de tijd, een dynamiek van eb en vloed in de zee van leven die ons allen verbindt.